WELKE TOEKOMST VOOR FEDERAAL BELGIË?

Illustré par :

De komende Belgische verkiezings(dis)termijn zal de aanleiding zijn voor nieuwe extremistische uitbarstingen tegen de natiestaat. Opnieuw zal er gespeculeerd worden over de toekomst van het land en de In het Zuiden is het belangrijk de voordelen van een formele echtscheiding te benadrukken en (in het Zuiden) de nadruk te leggen op de noodzaak van een compromis, met alle respect. Deze politieke aanmatiging zal uiteraard weinig te maken hebben met de echte problemen, die van economische en financiële aard zijn, maar de convergentie tussen de politieke agenda en de economische realiteit kan evenmin worden ontkend. Hoe kunnen we onze weg vinden en zo een antwoord bieden op de steeds terugkerende vraag naar de toekomst van België? 

De discussie moet worden toegespitst op de economische realiteit en kan worden gevoerd op basis van zeer eenvoudige beginselen die het gezond verstand gemakkelijk uit de ervaring kan halen. Er zijn twee beperkingen: wij zullen niet ingaan op politieke voorstellen en argumenten, die de afgelopen vijftig jaar epifenomenaal zijn geweest; evenmin zullen wij een gedetailleerde economische analyse van de financiële stromen tussen Noord en Zuid voorstellen. Enerzijds is de politiek, nogmaals, niet langer een schaduwtheater en moeten wij onze blik richten op het harde licht dat wordt geworpen door de economische wereld in ruime zin. Anderzijds is dit niet de plaats om academische analyses te maken die alleen maar bevestigen wat ons gezond verstand ons ingeeft. 

Het argument is simpel. Ten eerste zou een vergelijking van de financiële stromen van de overheid tussen Noord en Zuid sinds de jaren tachtig inderdaad moeten leiden tot de erkenning van een verschil ten gunste van het Zuiden, maar het zal niet nodig zijn deze kwestie, waaraan reeds veel ruchtbaarheid is gegeven, hier te herhalen. Ten tweede moeten deze stromen worden gelezen in het licht van de veel grotere particuliere stromen die geheel Vlaanderen ten goede komen. Ten derde is de conclusie gemakkelijk: wij stevenen af op een totaal federalisme dat België als een lege huls zal achterlaten. Op die manier behoudt Vlaanderen zijn particuliere greep op de Waalse economie zonder ook maar één cent overheidsgeld te moeten uitbetalen. 

Er kan geen sprake zijn van separatisme. Politieke entiteiten die dit idee om demagogische redenen manipuleren, leggen, bewust of onbewust, de basis voor een privatisering van het federalisme. Hoe kan men deze particuliere Zuid-Noordstromen inschatten die de economische, sociale en politieke afhankelijkheid van Wallonië ten opzichte van Vlaanderen bezegelen? Gewoon door de gegevens te raadplegen die door het Waals Gewest en de federale Staat worden verstrekt, bijvoorbeeld op de pagina’s www.actionnariatwallon.be en www.plan.be.

In tegenstelling tot Vlaanderen bestaat het Waalse industriële weefsel hoofdzakelijk uit KMO’s die goederen en diensten leveren aan een zeer gelokaliseerde markt. De enige sterk gekapitaliseerde ondernemingen in Wallonië zijn de intercommunales: men kan niet beweren dat het kapitaal van de multinationals GSK Biologicals (7252 banen) en Anheuser-Busch InBev (500 banen in Jupille) Waals is. Er zijn weinig grote ondernemingen die het nationale grondgebied bestrijken en hun hoofdkantoor in Wallonië hebben. Twee uitzonderingen zijn echter opmerkelijk: Sirop de Liège en Icewatch. Alle andere zijn gevestigd in Vlaanderen of Brussel (en hebben een meerderheid van Vlaams personeel), terwijl de logistiek in Vlaanderen is gevestigd. In de praktijk betekent dit dat goederen en diensten in de meeste sleutelsectoren die in Wallonië worden verbruikt, hetzij in Vlaanderen worden geproduceerd, hetzij voor de Belgische markt uit Vlaanderen worden ingevoerd, waarbij de daarmee samenhangende BTW in het gewest van het hoofdkantoor wordt aangegeven. Indien deze situatie van afhankelijkheid Wallonië kwalitatieve of kwantitatieve voordelen zou bieden, zou zij aanvaardbaar kunnen zijn in naam van het onaantastbare goed bestuur, maar het tegendeel is waar. De Belgische markt is een bijzondere niche op het gebied van (vooral) marketing, verpakking, distributiekanalen en dus verkoopprijzen: het gemiddelde Belgische inkomen ligt aanzienlijk hoger dan dat van de buurlanden en de verkoopprijzen van courante consumptiegoederen worden hierdoor beïnvloed. 

Laten we de agrovoedingsindustrie nemen. Alle grote bedrijven zijn in Vlaanderen gevestigd of worden in Vlaanderen beheerd of importeren via Vlaanderen. Enkele voorbeelden: Findus, Bonduelle, Panzani, Chiquita, Mars, Uncle Ben’s, … Sommige etiketten lijken Waals te zijn, zoals « Marcassou », maar de hoofdstad is Vlaams (Imperial Meat Product, in Lovendegem). Sommige producten zijn Waals, zoals melk of zoet water, maar zij worden voor het eerste grotendeels in Vlaanderen geëtiketteerd en voor het tweede vrijwel aan Vlaanderen aangeboden. Er zijn drie opmerkelijke uitzonderingen: Kraft (met een fabriek in Rhisnes maar het hoofdkantoor in Vlaanderen), Materne (Floreffe) en Ferrero (de fabriek staat in Aarlen en het hoofdkantoor in Brussel). 

Indien de Belgische markt zou ophouden te bestaan, zou de Waalse markt, de facto of de jure, aan Frankrijk worden vastgehecht. In dit verband mag niet uit het oog worden verloren dat de hoeveelheid Franse produkten die in ons land worden verbruikt, zeer groot is en dat de importeurs systematisch buiten Wallonië zijn gevestigd. De prijzen zouden dan met 25% dalen, met dien verstande dat de buitensporig dure verpakkingen en reclamecampagnes dezelfde zouden zijn als in Frankrijk. Het tweede gevolg zou een explosie van aankopen door Vlamingen in Wallonië zijn, waarvan de economie zou herstellen terwijl die van Vlaanderen zou imploderen. 

De detailhandel wordt gedomineerd door Colruyt (Halle), gevolgd door het Brusselse Delhaize en het Franse Carrefour. De automobielsector heeft alleen spijt in Gent (Volvo), Antwerpen (Opel), Genk (Ford) en Drogenbos (Renault). Alleen Peugeot behoudt zijn hoofdkantoor in Nijvel. De oliesector is in Antwerpen gevestigd. Alleen TotalFina behoudt activiteiten in Feluy. Hoe zit het met huishoudelijke apparaten, waar geen enkel merk zijn hoofdkantoor in Wallonië heeft? En zo verder. 

Kortom, Vlaanderen heeft niets te winnen en alles te verliezen door de splitsing van België te eisen. Bovendien zou de status van Brussel onhoudbaar worden: 90 procent Franstalig, is het gewest momenteel onderworpen aan tweetaligheidsnormen die totaal irrelevant zijn. Federale instellingen, openbare ziekenhuizen, OCMW’s, de politie en het postkantoor werken met taalkundige pariteit, terwijl een norm van 90/10 democratisch zou zijn. Particuliere bedrijven die voor 60 procent op de Vlaamse markt zijn georiënteerd, werken voornamelijk met Vlaams personeel. Laten we niet vergeten dat 70% van de 340.000 pendelaars die in Brussel komen werken, uit Vlaanderen komen. Als blijkt dat het Waals niets — of niet veel — verkoopt in Vlaanderen, terwijl de Vlaamse werkgelegenheid sterk afhankelijk is van Wallonië, dan is er dringend behoefte aan een hervorming van het taalgebruik in België. In dit verband zij erop gewezen dat taalonderdompeling, die de laatste jaren in Wallonië zeer populair is geworden, in Vlaanderen gewoonweg verboden is. 

Anderzijds is de idee dat Wallonië sterk afhankelijk is van Vlaamse subsidies in zijn voordeel. Dit maakt het enerzijds mogelijk te beweren dat de belastingen waarvan de opbrengst naar een etnisch en cultureel verschillend (lees: inferieur) volk gaat, worden verlaagd en een verdere illustratie van de fatale logica van de verzorgingsstaat te belichten. Anderzijds wordt de Waal met dezelfde adjectieven bestempeld als de luie, profiteurs-immigrant. Waarom worden zulke racistische uitspraken getolereerd op het hoogste niveau van de regering? 

Samenvattend, zij die de eenheid van België willen bewaren, d.w.z. de overgrote meerderheid, moeten zich voorbereiden op de splitsing… om die te voorkomen. In het Noorden, omdat de Waal begrepen heeft welk dwaas spel hij speelt en in de verleiding zou kunnen komen om zijn economie 360 graden open te stellen; in het Zuiden, omdat de Vlamingen, dankzij de wereldwijde systeemcrisis en de opkomst van het extremisme, hun toevlucht zouden kunnen nemen tot economische zelfmoord. Het idee zelf van een ongelijk confederalisme is dood. 

Ludovic Peters (Waals ondernemer) & Michel Weber (filosoof)

Espace membre

Leden