Democratie in het digitale

Illustré par :

De laatste jaren is de digitale kritiek uitgegroeid tot een belangrijk punt van zorg voor de bevolking. De wereldwijde dominantie van GAFAM, de steeds zorgwekkender transhumanistische waanideeën, de verschijning van zulke splijtzwammen als Elon Musk en het breed gedeelde gevoel van de verwoestingen van schermverslaving, dragen allemaal bij tot dit besef. Tegenover deze vernietigende constatering staat echter dat de antwoorden vaak ongeorganiseerd, sectoraal en partijdig zijn. Leraren vechten tegen de digitale school, landbouwers tegen connected agriculture, logistiek medewerkers tegen spraakgestuurde systemen, en alternumers tegen de hegemonie van de Silicon Valley-giganten.

Maar zoals de tijdelijkheid van het « wetgevingsproces » het zelfs niet mogelijk maakt de ergste digitale misbruiken bij wet te regelen, zo loopt ook de verontwaardiging achter op de omvang van de ramp. Of het nu gaat om gekozen schermtijd (vrijetijdsbesteding) of gedwongen schermtijd (op het werk of in de omgang met de autoriteiten), de omvang van de schade wordt altijd onderschat. Nieuwe toepassingen verschijnen in een waanzinnig tempo, en hoewel ik enigszins « gespecialiseerd » ben in dit onderwerp en dagelijks te maken heb met jonge studenten die wedijveren in intensiteit van vervreemding, voel ik mij vaak achtergesteld. Het is eenvoudigweg onbeheersbaar, de aanval van digitale technologie is te talrijk en alomvattend, haar promotors oneindig rijker en machtiger dan wij zijn. Het is dus absoluut noodzakelijk, van levensbelang, om onszelf en de jongsten te beschermen. Maar de golfslag is van dien aard dat onze strijd wordt teruggebracht tot een louter defensieve strijd, en wij verliezen alles.

De verleiding is dan groot om de kleine kolibrie-tactiek toe te passen. Zichzelf loskoppelen, individueel omgaan met technologie. Beslissen om sommige aan te nemen, andere afwijzen, en dan anderen de les lezen, ik heb geen gsm nodig, dus iedereen kan hetzelfde doen … Dat heb ik lang gedaan, tot ik een baan moest zoeken. Als ik weiger regelmatig GPS te gebruiken, kom ik in de belachelijke positie dat ik de weg vraag aan een voorbijganger, die onmiddellijk zijn smartphone raadpleegt om me de juiste richting te wijzen. Het weigeren van Whatsapp-achtige berichten verbreedt de kloof met veel van mijn vrienden. Elke individuele weigering plaatst ons steeds meer in de marge van de samenleving en de vraag wordt al snel « Hoe marginaal ben ik bereid te zijn? Ik wil in de maatschappij leven, dus ben ik veroordeeld om technologieën 10 jaar te laat in te voeren, maar ze uiteindelijk toch in te voeren, als ze eenmaal zijn ingeburgerd als radicaal monopolie.

De andere optie zou zijn te pleiten voor gratis alternatieven. Vervang Windows door Linux, Whatsapp door Signal, Twitter door Mastodon, gebruik een fair trade smartphone met een bamboe omhulsel uit een duurzaam beheerd bos… Maar zou het iets fundamenteel veranderen? Zou het vervangen van Google Maps of Waze als GPS dienst, door een open source alternatief, gebaseerd op OpenStreetMap collaboratieve kaarten, de vervreemding van mijn richtingsgevoel van de machine beperken? Zou dit mij bevrijden van het netwerk van satellieten en de ruimtevaartindustrie, die essentieel zijn om mij te lokaliseren? Zou het gebruik van een open source software zoals Moodle voor online cursussen, dat zelfs beter is dan zijn betaalde concurrenten, en het zelf ontwikkelen van de ontbrekende modules en deze aanbieden aan de « gemeenschap », niet neerkomen op het aanmoedigen van de invoering van « afstandsonderwijs »? En zou het enig verschil maken voor mijn studenten die drop-outs zijn, depressief, afgemat en gedesocialiseerd door de « ieder voor zich » mentaliteit? Nee, het alternatief voor Zoom is niet zijn open source kloon, het is een klaslokaal! Het alternatief voor Youtube-feestjes zijn geen Peertube-feestjes, maar avondjes met vrienden!

Dus we dagen meer globaal uit. Elk in hun eigen sector, staan ze elkaar tegen, ze vertragen, ze saboteren. Op scholen wordt getracht het opleggen van tablets, digitale borden en computerondersteunde lessen tegen te gaan. Wij worden geconfronteerd met een dogmatische macht, overtuigd van de geldigheid van instrumenten die voorzien in behoeften die nooit zijn geuit. Het is grotesk, elk groot plan om scholen te informatiseren eindigt in een daverende mislukking, en alleen de obsessieve vastberadenheid van de initiatiefnemers houdt de mythe in stand dat het volgende plan het juiste zal zijn. Maar wat gebeurt er dan op de middelbare school, het beroepsonderwijs of de universiteit? Als leraren zich voorbereiden op een baan die noodzakelijkerwijs een digitale component zal hebben? Wanneer gaat het erom burgers op te leiden die in staat zijn tot een minimum aan interactie met administraties waarvan de loketten reeds gedematerialiseerd zijn? Kan de leraar, met een goed geweten, zijn leerlingen veroordelen tot werkloosheid, tot marginaliteit? Kunnen scholen een onneembare citadel blijven, beschermd tegen digitale technologie, temidden van een zee van computers, smartphones en tablets?

Het is natuurlijk niet mijn bedoeling op te roepen tot het staken van de strijd tegen het opdringen van digitale technologieën op school, in de vrije tijd, in de landbouw of elders. Integendeel! Deze sectorale gevechten zijn weliswaar ontoereikend, maar absoluut noodzakelijk.

Dus, de convergentie van strijd? Een grote demonstratie van alle tegenstanders van de digitalisering van hun sector? Of de netwerken aanvallen die technisch al deze gadgets laten werken?

Verander veeleer het perspectief, denk niet langer over de technologische evolutie als een opeenvolging van breuken, maar plaats haar in haar continuïteit, van mechanisering tot automatisering. De grote tendensen ervan blootleggen: vervanging van menselijke arbeid, kostenvermindering, beheersingslogica’s, standaardisering, kwantificering, berekenbaarheid… De hinderpalen aanwijzen die ons beletten het zonder te stellen: de veralgemeende economische concurrentie die elke poging om het anders te doen tot mislukking of tot het « indianenreservaat » veroordeelt. En in het beste geval dwingt het het te broeien in zijn nichemarkt voor eco-verantwoordelijke consumenten: onderwijs, voeding of vrije tijd.

Als we de technologische veranderingen in perspectief plaatsen, moeten we inzien dat de digitalisering van de wereld al meer dan 50 jaar aan de gang is. Er zij op gewezen dat de schade reeds enorm is, dat de tijd die voor de schermen wordt doorgebracht duidelijk is toegenomen, maar dat de situatie vóór de komst van het Internet reeds rampzalig was. Wij moeten onder ogen zien dat de digitale technologie zo diep geworteld is, zo alomtegenwoordig in onze samenlevingen, dat wij niet meer zonder kunnen, binnen het huidige kader, met zijn « spelregels » en met constante menselijke en financiële middelen.

Om de vloedgolf van schermen te keren, moeten we durven denken aan een samenleving in digitale achteruitgang. Het gaat er niet eens om ons een voorstelling te maken van het leven vóór de industriële revolutie of in de tijd van de jager-verzamelaars, maar om ons nu al af te vragen « hoe deden we dat 10 jaar geleden? en « hoe zijn we hier gekomen? In de eerste plaats moeten we af van de valse problemen die de computer als enige oplossing opdringen en als parodie op de keuze laten, om vervreemd te raken van vrije of propriëtaire software; durven kijken naar de organisatie van de maatschappij, stroomopwaarts van de schermen. Begrijp dat databanken slechts het resultaat zijn van bureaucratische processen waarbij de massa informatie zo groot is dat alleen een machine ze kan verteren.

Vertrouw niet op deskundigen, hoe goedbedoeld, vrij, ethisch en open zij ook mogen zijn. Het menselijke element, de nuance, de gevoeligheid terugbrengen op de plaats waar algoritmen heersen. Nadenken, discussiëren, debatteren, beraadslagen. Het uitvinden van nieuwe vormen van organisatie waar de machine geen plaats heeft. Confronteer de technocratie met het enige wapen dat werkt: meer democratie.

Nicolas Alep

Espace membre

Leden