Zaken in het geheim

Illustré par :

Zal er een label « zakengeheimen » voor ondernemingen komen, vergelijkbaar met de « defensiegeheimen » van staten? Dit laatste biedt hun de mogelijkheid bezwaar te maken tegen de publicatie van bepaalde informatie die te gevoelig is, en gerechtelijke stappen te ondernemen tegen degenen die het risico zouden nemen deze zonder haar toestemming te publiceren. Het idee, dat lange tijd door de voorstanders van economische oorlogsvoering werd gepromoot, is thans zeer actueel : drie teksten over dit onderwerp worden gelijktijdig behandeld in het Europees Parlement, het Amerikaanse Congres en de Franse Nationale Vergadering. Dit is geen toeval: voor de Europese Commissie en de EU-lidstaten is het doel zo snel mogelijk Europese harmonisatie op dit punt te bereiken, zodat hierover kan worden onderhandeld in de TAFTA (1). De Franse regering van haar kant wil haar visie opleggen door de EU voor een voldongen feit te stellen door de Assemblée enkele amendementen te laten onderzoeken die zijn opgenomen in de « Macron-wet voor groei en bedrijvigheid », die dezer dagen door het Franse parlement wordt behandeld (een van de ingediende amendementen voorziet zelfs in de mogelijkheid voor ondernemingen om te verzoeken dat hun jaarrekeningen niet openbaar worden gemaakt).

Op EU-niveau biedt de ontwerptekst waarover het Parlement over enkele weken zal stemmen, de houders van « zakengeheimen » de mogelijkheid om eenieder die deze op illegale wijze verkrijgt, gebruikt of publiceert, voor de rechter te dagen. De bedoeling is bepaalde niet-octrooieerbare maar strategische informatie van een onderneming, zoals prototypetekeningen, fabricageprocessen of klantengegevens, beter te beschermen tegen diefstal. Maar ook al is de bedoeling begrijpelijk, de definitie van « zakengeheim », die woord voor woord ontleend is aan een internationale overeenkomst van 1994 (TRIPS — Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, gehecht aan de overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie), is problematisch.

Volgens deze definitie zijn drie criteria voldoende om van een zakengeheim te spreken: de informatie (of het voorwerp) in kwestie moet vertrouwelijk zijn (slechts bij weinigen bekend), de vertrouwelijkheid ervan moet commerciële waarde hebben en er moeten « redelijke » beschermingsmaatregelen voor zijn getroffen.

Deze definitie omvat weliswaar de hierboven genoemde voorbeelden (geheime recepten, procédés, enz.), maar ook alle informatie of documenten waarvan de bekendmaking door een journalist, een vakbondsman of een klokkenluider de reputatie van het betrokken bedrijf zou schaden. Het omvat ook alle commercieel belangrijke informatie die een ex-werknemer aan een concurrent zou kunnen doorgeven indien hij of zij door die concurrent in dienst zou worden genomen: in de meeste van dergelijke gevallen gaat het om ex-werknemers (en het probleem werd in feite opgelost door niet-concurrentiebedingen in arbeidsovereenkomsten). De tekst bevat uitzonderingen voor deze gevallen, maar die zijn ontoereikend en bovendien worden deze uitzonderingen bij de omzetting van de richtlijn in nationaal recht grotendeels overgelaten aan de individuele beoordeling van de lidstaten. Wanneer individuen waarschijnlijk te maken zullen krijgen met juridische stappen die bedoeld zijn om ondernemingen te onderdrukken, is elke dubbelzinnigheid gevaarlijk.

Een zeer interessant gegeven om meer over te weten te komen is de lijst van cliënten van public-relationsbureaus. Sommige praktijken van de industrie zijn soms moeilijk moreel te verdedigen, maar dat geldt ook voor sommige van haar klanten, te beginnen met enkele van ‘s werelds wreedste regimes. Het kleine verslag « Europese PR-firma’s die wrede regimes witwassen » dat wij zojuist hebben gepubliceerd, vertelt enkele verhalen over Gplus, Burston Marsteller, Levick, M&C Saatchi, Hill & Knowlton, Weber Shandwick, BGR Gabara, Bell Pottinger, Portland Communications… Zoveel namen die weinig bekend zijn bij het grote publiek, ook al werken deze Europese en Amerikaanse public-relationsbureaus voor regimes als Rusland, Azerbeidzjan, Oezbekistan, Nigeria, Qatar, enz. en helpen zij het beeld van al deze autoritaire regimes in de westerse media te bevorderen. Het is te hopen dat de recente resoluties ten gunste van de vrijheid van meningsuiting en informatie zullen worden gebruikt om deze bedreigingen tegen te gaan, en meer in het algemeen tegen de voortdurende aanval op wat er nog rest van de democratie in Europa.

Bijvoorbeeld TAFTA: een van de vele problematische kwesties in deze handelsbesprekingen tussen de EU en de VS is de kwestie van de internationale particuliere arbitragerechten, die openstaan voor vorderingen van bedrijven tegen staten die besluiten hebben genomen die nadelig zijn voor de rentabiliteit van hun investeringen. Als reactie op de protesten organiseerde de Europese Commissie een openbare raadpleging, waarop een recordaantal van bijna 150.000 reacties binnenkwam. 97% van de deelnemers was tegen het beginsel van dergelijke tribunalen in de TAFTA- en CETA-overeenkomsten (een soortgelijk verdrag met Canada wordt momenteel goedgekeurd). Het antwoord van de Commissie was … de bepalingen op dit punt in CETA ongewijzigd te laten en nieuwe openbare raadplegingen over TAFTA te organiseren om het systeem te verbeteren, waarbij zij herhaalde dat de uiteindelijke beslissing hoe dan ook door de onderhandelaars en Juncker en Timmermans zelf (respectievelijk voorzitter en vice-voorzitter van de Commissie) zal worden genomen.

Een ander belangrijk punt van de TAFTA dat bekendheid verdient en aan de kaak moet worden gesteld, op het gevaar af in herhaling te vallen, zijn de permanente mechanismen voor « samenwerking op regelgevingsgebied » waarover thans tussen de VS en de EU wordt gesproken.
Deze regelingen zouden beide partners in staat stellen op langere termijn te onderhandelen over struikelblokken in de onderhandelingen — zoals chemische regelgeving, sanitaire behandelingen, plantenbiotechnologie of bankregulering. Hoewel de term « samenwerking op het gebied van de regelgeving » onschuldig klinkt, zou het voorstel dat thans op tafel ligt een aantal van de meest problematische kwesties van de TAFTA aan het publieke onderzoek onttrekken.

Het orgaan dat verantwoordelijk zou zijn voor het toezicht op en de ontwikkeling van de samenwerking op regelgevingsgebied zou de « Samenwerkingsraad voor regelgeving » zijn. Het zou bestaan uit hoge ambtenaren van het secretariaat-generaal van de Europese Commissie, de handelsautoriteiten van de VS en de EU, het Amerikaanse Office of Information and Regulatory Affairs (OIRA) en « belanghebbenden » (d.w.z. lobbyisten). Deze nieuwe soort transnationale overheidsinstelling zou een « transatlantische » laag toevoegen aan het wet- en regelgevingsproces, met een bijzonder leesfilter: het opheffen van « handelsbelemmeringen », d.w.z. bestaande (maar ook toekomstige) verschillen tussen de regelgeving van de EU en die van de VS die van toepassing is op ondernemingen. Een verbazingwekkende combinatie van analytisch autisme en politieke macht. Deze ambtenaren zouden, nog voordat een wetsvoorstel door de verkozenen is besproken, wetsvoorstellen ter regulering van de economische activiteit kunnen afzwakken of zelfs tegenwerken, of omgekeerd wetsvoorstellen bevorderen die de eisen voor het bedrijfsleven zouden verminderen.

Benadrukt moet worden dat dit proces zich aan weerszijden van de Atlantische Oceaan buiten de gebruikelijke democratische besluitvormingskanalen afspeelt, waardoor nationale parlementen en regionale en lokale raden niet ten volle bij de besluitvorming kunnen worden betrokken. Goede ideeën voor regelgeving in het algemeen belang kunnen worden tegengehouden nog voor zij door een verkozen vergadering zijn besproken. Omgekeerd zouden ideeën die machtige zakenbelangen bevoordelen als zodanig ter goedkeuring kunnen worden voorgelegd, te nemen of te laten, zonder enige ruimte voor verkozen ambtenaren om ze te veranderen, op basis van een voorafgaande overeenkomst tussen lobbyisten, autoriteiten van de EU en de VS en een selecte groep van onberekenbare ambtenaren. Samenwerking op regelgevingsgebied zou de democratische controle op toekomstige wetten ernstig kunnen verzwakken. De tenuitvoerlegging ervan in het kader van de TAFTA doet vrezen voor een toekomst van aanvallen achter de schermen op de regelgeving, met hoge ambtenaren en lobbyisten als de enige hoofdrolspelers.

Notes et références
  1.  NDLR. Transatlantic Free Trade Area, ou Partenariat Transatlantique de Commerce et d’Investissement, repris aussi comme TTIP.

Espace membre

Leden