VOOR EEN NIEUW PROTECTIONISME

Illustré par :

Vleesverhalen, of liever vleeshandelverhalen, zijn onlangs weer in het nieuws geweest. In februari jongstleden was dat het geval met de rundvleeslasagne die door Findus op de markt werd gebracht. In feite was het niet rundvlees, maar paardenvlees dat op frauduleuze wijze in een zeer ingewikkeld handelscircuit werd gebracht. Laten we eens kijken: voor één schotel lasagne waren twee makelaars, vier bedrijven en vijf landen van de Europese Unie betrokken, waaronder Roemenië, dat legaal paardenvlees produceerde, in Frankrijk omgedoopt tot rundvlees, tegen zeer concurrerende prijzen. 

Meer recent, een nieuw vleesverhaal: de Belgische vleessector klaagt bij de Minister van Economie over oneerlijke concurrentie van Duitse slachthuizen. Zij maken gebruik van onderaannemers, die onderbetaalde tijdelijke arbeidskrachten uit Oost-Europa (Roemenië, Bulgarije) in dienst hebben. De Belgische ministers Vande Lanotte en Monica De Coninck hebben in een brief aan de Europese Commissie hun veroordeling uitgesproken over wat zij als een onaanvaardbare situatie beschouwen:  » Duitsland heeft geen minimumloon en in sommige sectoren werken Oost-Europeanen tegen dumpprijzen en wij kunnen niet eerlijk met hen concurreren.

Deze twee gebeurtenissen kunnen niet worden beschouwd als toevalligheden die het gevolg zijn van onjuist of oneerlijk individueel gedrag. Zij zijn in feite de logische gevolgen van de werking van een Europese Unie die het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal als een prioritaire waarde heeft vastgelegd (artikel 26 van het Verdrag). 

Vanuit het oogpunt van de hoeders van de verdragen is er dus geen reden tot twijfel: alles is in orde. Vanuit het oogpunt van de consument en de gezondheid van het vlees is het natuurlijk bedenkelijker; er is fraude gepleegd in de lasagne-affaire en uit de feiten die regelmatig aan het licht komen, blijkt overduidelijk dat de eis van traceerbaarheid, die zo vaak wordt aangevoerd, meer een soort window dressing is dan een garantie voor kwaliteit. 

Vanuit milieuoogpunt hoeft men alleen maar te denken aan de duizenden kilometers die vrachtwagens afleggen langs allerlei tussenliggende routes om te begrijpen dat de EU-grenswaarden voor fijne stofdeeltjes en verontreiniging door ozon op leefniveau in de meeste stedelijke gebieden in Europa regelmatig worden overschreden. Vanuit sociaal oogpunt hebben de heer Vande Lanotte en mevrouw De Coninck gelijk wanneer zij de dumpingpraktijken van Duitsland aan de kaak stellen. Behalve dan dat deze dumping volkomen legaal is en deel uitmaakt van het proces van neerwaartse druk op lonen en sociale rechten dat door het Europees Verdrag in gang is gezet. Verontwaardigd zijn over de gevolgen van politieke besluiten die men zelf heeft helpen nemen, getuigt in het beste geval van geheugenverlies en in het slechtste geval van totale hypocrisie, tenzij men denkt dat de ondertekenaars van de Europese verdragen de gevolgen van hun besluiten niet meten. 

Er zij aan herinnerd dat het gemiddelde loon in Bulgarije en Roemenië acht keer lager ligt dan in België en onze naaste buren, waaronder Duitsland. Het met elkaar laten concurreren van werknemers met dergelijke verschillende loonstelsels op hetzelfde werkterrein leidt onvermijdelijk tot delokalisaties en tot maatregelen van sociale achteruitgang en druk op de lonen in landen met hoge loonniveaus. Het Duitse beleid van het scheppen van minibanen (die 450 euro per maand kosten en 7,5 miljoen Duitsers betreffen) om zoveel mogelijk mensen uit de werkloosheid te halen, heeft zijn doel bereikt, maar is volledig in overeenstemming met deze regressieve logica. 

Het is meer dan dringend dat wij vandaag de veralgemeende vrijhandel, ook binnen de Europese Unie, ter discussie durven stellen, als wij de verwoestende wedloop naar de laagste fiscale, ecologische en sociale normen een halt willen toeroepen. De eerste stap is op te houden met het demoniseren van protectionisme. Protectionisme als handelspolitiek instrument om ongerechtvaardigde voorrechten of voordelen te handhaven moet worden bestreden. Maar als zij bestaat in het opzetten van ecologische en sociale beschermingsmechanismen, wordt zij niet alleen een legitiem maar ook een nuttig instrument. 

Waarom niet voorzien in financiële compensatiemechanismen aan de grenzen van de lidstaten van de EU om rekening te houden met objectieve verschillen in productiekosten? De opbrengst van de heffingen zou kunnen worden gebruikt voor de financiering van een speciaal Europees cohesiefonds voor de minder welvarende lidstaten. 

Het spreekt vanzelf dat dergelijke mechanismen des te meer gerechtvaardigd zijn om het hoofd te bieden aan de concurrentie van opkomende landen zoals China of India, waar sociale rechten zo goed als genegeerd worden en er van milieubescherming geen sprake is. 

Paul Lannoye

Espace membre

Leden