Observatorium bekijkt ongelijkheid in België

In maart 2015 is een nieuw informatie-initiatief gelanceerd: het Waarnemingscentrum voor ongelijkheid. Sindsdien presenteert hij met de regelmaat van een metronoom de resultaten van zijn werk, dat verband houdt met universitair onderzoek en de Brusselse associatieve wereld.
Deze auteurs, afkomstig uit verschillende disciplines, zijn bezorgd over het voortbestaan en de groei van de sociale ongelijkheden in België. Door de informatie over dit thema samen te brengen, willen zij een gecentraliseerde en gemakkelijk toegankelijke gegevensbank tot stand brengen voor het grote publiek en de sociale bewegingen(1). Wij hebben een gesprek gevoerd met Alice Romainville, geograaf en werkloze, Xavier May, econoom aan het Instituut voor Milieubeheer en Ruimtelijke Ordening (IGEAT) van de Université Libre de Bruxelles (ULB) en Joël Girès, assistent sociologie, eveneens aan de ULB. Vergadering.

Kairos: Waarom heb je een Observatorium voor ongelijkheid opgericht? Zijn ze niet zichtbaar genoeg in onze samenleving?

Observatorium van de Ongelijkheden: Het uitgangspunt komt duidelijk voort uit een militante wens om onze opvatting van een maatschappij zoals die georganiseerd zou moeten zijn, voor te stellen en te verdedigen. België heeft niet veel alternatieve media, dus om hen te steunen zijn we met dit initiatief gekomen, dat volgens ons noodzakelijk is. Een belangrijk element is ook onze ontzetting over het feit dat de academische gemeenschap zeer terughoudend is in het verspreiden van haar kennis en informatie onder het grote publiek. Ter plaatse op de universiteit hebben wij toegang tot al deze gegevens om te schrijven over de favoriete onderwerpen van het Observatorium. Op ons niveau proberen we dus ook de leemtes in het universitaire systeem op te vullen.

Het is zeker niet de bedoeling om een pamflettistische stijl aan te nemen, maar om korte, beschrijvende en zeer verklarende teksten te presenteren. We weten dat onze samenleving ongelijk is, maar hoe ongelijk? Het algemene idee is om een media te creëren die zich verspreidt in andere kringen, informatie produceert die gebruikt kan worden als wapens door sociale bewegingen, media…

We voerden besprekingen onder collega’s, daarna gingen we van start en na anderhalf jaar voorbereiding werd het proces afgerond met de lancering van de website op 2 maart 2015. We voeden het met twee nieuwe thema’s elke maand en hebben materiaal in reserve voor meerdere maanden.

Wat zijn de onderzoeksdisciplines van uw leden?

De meesten van ons zijn onderzoekers, in sociologie, geografie, economie… maar dat is zeker niet het belangrijkste. Onze disciplines definiëren ons ten dele, maar bovenal zijn wij dragers van uiteenlopende en gevarieerde persoonlijke ervaringen. Soms hebben de onderwerpen waarover we willen schrijven niets te maken met onze opleiding. Het is voor ons van belang niet beperkt te blijven tot de wetenschappelijke ruimte, en in feite worden wij bijgestaan door mensen die geen band hebben met de academische wereld. Ons CV kan worden gebruikt als een strategisch wapen om toegang te krijgen tot de media, die nu meer dan ooit op zoek zijn naar « deskundigen ».

Wij willen geen scheidslijnen creëren op basis van beroepsstatus of vooropleiding, wij willen weg van het academische jargon en voor iedereen toegankelijk zijn. Buitenstaanders kunnen hun teksten bij ons indienen, op basis van de weinige richtlijnen voor het formaat die op de site beschikbaar zijn. Onze redactionele lijn wil vermijden dat de Belgische sociale ongelijkheid eenvoudigweg in kaart wordt gebracht en wil wapens ter overdenking en mogelijke acties voorstellen voor de slachtoffers van het inegalitaire systeem.

Uw initiatief maakt deel uit van een Europees netwerk van waarnemingscentra, wat kunt u ons daarover vertellen?

Voor het basisidee hebben wij ons laten inspireren door het Franse Observatoire des inégalités, een ander initiatief echter, dat meer beschrijvende artikelen presenteert, die soms alleen uit becommentarieerde statistieken bestaan. Van onze kant proberen we meer inhoud te geven en een standpunt uit te dragen. Zij hebben de lancering van onze site onder de aandacht gebracht, wij zijn opgenomen in en lid van het Europese netwerk « Inequality Watch »(2) maar in feite zijn wij volledig onafhankelijk. Wij hebben gekozen voor vrijwilligerswerk, waar de Fransen subsidies ontvangen, met name om belangrijke jaarverslagen te publiceren. Op ons Belgisch terrein zijn wij niet van plan dit soort assen te verkennen, omdat zij overbodig zouden zijn met andere organisaties, bijvoorbeeld het Brussels Sociaal en Gezondheidsobservatorium. Hun werk is zeer rijk, en zou voor ons van nut kunnen zijn: wij zouden een precies gegeven kunnen nemen, het in verband kunnen brengen met een persoonlijke studie om zo tot een treffend gegeven te komen. Wij zijn complementair, maar dit type organisatie is politiek gebonden, gericht op de Brusselse administratie. Wij willen zeker geen « bedrijfskundigen/politici ». Bovendien vinden wij niet dat de autoriteiten op de hoogte moeten worden gebracht van ongelijkheden!

Het Observatorium is ontstaan in een vorm van oppositie tegen de academische wereld, hoe verklaart u zo’n grens tussen de mensen die de vaststellingen van ongelijkheden doen en de plaatsen waar ze zich manifesteren?

Onderzoekers die in een academische omgeving werken, hebben niet al te veel stimulansen om het veld in te gaan, de echte wereld in. Van hen wordt verlangd dat zij uitmuntend zijn, publiceren in Engelstalige tijdschriften met een Impact Factor(3), een ranking. Binnen zijn discipline is het doel om « in de top X van de wereld » mee te kunnen doen. De instelling en het universitaire systeem dringen aan op deze overwegingen, en hechten geen waarde aan de verspreiding van informatie, van « kennis », onder het grote publiek. Wij hebben contact opgenomen met academici die zich bezighouden met onderwerpen die voor het Waarnemingscentrum van belang lijken, maar wij hebben weinig reacties ontvangen en deze hebben geen moeite gedaan om academisch jargon te vermijden.

De logica is duidelijk om wetenschappelijke artikelen te produceren, in beursgenoteerde tijdschriften om je CV uit te breiden, een logica die intrinsiek is aan de universiteit omdat budgetten en contracten op deze basis worden geëvalueerd. Het doel is een vast contract te krijgen — de heilige graal aan de universiteit — en met die hoop sluiten de onderzoekers dan ook een reeks partnerschapscontracten af met externe organisaties. Daarvoor moet je een solide staat van dienst hebben, zoals twee jaar studie aan Berkeley, een monsterlijst van publicaties, in belangrijke tijdschriften, in het Engels, internationaal, enz. Wetenschappelijke activiteit is op dit doel gericht, maar de druk is niet direct: de onderzoeker heeft eenvoudigweg de zekerheid van onvermijdelijk vertrek als hij of zij niet aan deze criteria voldoet.

Als je aan deze race meedoet, moet je in een ongelooflijk tempo werken! Op de universiteit kunnen we mensen observeren die onder voortdurende stress staan, in een leven gewijd aan hun werk, met geen grenzen meer tussen hun privé- en beroepsleven. Wij zien dit levensproject niet als een vervulling. De meeste onderzoekers werken twaalf uur per dag om de doelstellingen van deze wedstrijden te bereiken, dus zij zullen geen dertiende werken voor het Observatorium voor Ongelijkheid! In hun systeem van denken, is het waardeloos!

Kunnen we spreken van een zekere « instrumentalisering », in feite, van armoede en ongelijkheid in dit universitaire systeem, ten behoeve van persoonlijke verdiensten.

De instrumentalisatie is waarschijnlijk niet bewust. Gewoon publiceren, maar niet zomaar ergens. De paradox van dit systeem is dat er een werkelijk ongelooflijke hoeveelheid informatie wordt geproduceerd, maar dat niemand die leest! De wetenschappelijke literatuur is inderdaad zeer vruchtbaar, maar reikt niet verder dan de academische sfeer. Laten we van deze gelegenheid gebruik maken om te wijzen op een duidelijk democratisch probleem, want deze onderzoekers die miljoenen artikelen produceren worden voor een zeer groot deel gefinancierd door de gemeenschap! Maar uiteindelijk is hun werk niet alleen ontoegankelijk voor de overgrote meerderheid van de bevolking, omdat het in het Engels is of extreem lang en jargonachtig, maar het wordt ook nog eens gepubliceerd in betalende tijdschriften!

Is het niet uw bedoeling om de leemtes in de traditionele media op te vullen?

Wij verzamelen informatie met deze rode draad van ongelijkheden, zonder ons a priori tegenover de media te plaatsen. Velen aarzelen inderdaad om van consensuele standpunten af te wijken en kritisch te staan tegenover het huidige politieke systeem, maar, en dat is zeker jammer, zij hebben vaak eenvoudigweg niet de tijd om het onderzoek te doen. Hier zijn de onderwerpen meer gespecialiseerd, wij bieden hun meer gespecialiseerde dingen aan, omdat vaak veel informatie gewoon niet voor hen beschikbaar is. Wijzelf zijn soms verbaasd over de omvang van de gebeurtenissen die wij voorstellen. Zo hebben we een collage gemaakt van verschillende gegevens over ongelijkheden op gezondheidsgebied op het niveau van de gemeenten en het Brussels Gewest. Wij stellen vast dat in België de rijkere gemeenten een beduidend lager percentage vroegtijdige kinderen hebben dan de armere gemeenten. De gemeenten hebben echter een zekere diversiteit in hun grondgebied, de rijke gemeenten hebben een deel van de bevolking dat arm is en omgekeerd, maar bij indeling naar rijke/arme gemeente waren de verschillen indrukwekkend wat de percentages vroeggeboorten betreft! Evenzo is in het Brussels Gewest het risico om voor de leeftijd van één jaar te overlijden twee keer zo groot voor een kind dat geboren is in een huishouden zonder inkomen uit arbeid als in een huishouden met twee inkomens(4).

Kunt u zich initiatieven voorstellen om het grote publiek te bereiken dat zich niet bewust is van de omvang van deze ongelijkheden?

Wij denken er veel over na hoe wij het grote publiek zo breed mogelijk kunnen bereiken, maar zoals de zaken er nu voor staan, hebben wij noch de tijd noch de middelen om werk te maken van debatten, animatie, enz. ook al zouden wij dat interessant vinden. Wij concentreren ons op de site, om hem regelmatig te voeden en te verbeteren. Iedereen kan initiatieven nemen, wij zullen op voorstellen reageren naar gelang van de mogelijkheden. We hopen dat er mensen komen die samen met ons dingen willen ontwikkelen. Zo denkt men bijvoorbeeld aan het plaatsen van videoclips, om de site levendiger te maken.

Er bestaat een enorm netwerk van verenigingen, die zeker deel uitmaken van ons lezerspubliek, wier dagelijkse werkzaamheden betrekking hebben op de bevolkingsgroepen waarop onze informatie betrekking heeft. Zo werden wij bijvoorbeeld door de Université Populaire d’Anderlecht uitgenodigd om te spreken over de oververtegenwoordiging van kinderen uit kansarme gezinnen in het buitengewoon onderwijs, omdat ons artikel over dit onderwerp bij de betrokken gezinnen weerklank vond. Tijdens de avond hebben we het gehad over vele zeer moeilijke situaties van kinderen die misbruikt worden en naar gespecialiseerde scholen worden gestuurd, kinderen die gewoon slecht Frans spreken, in arme gezinnen leven, met familieproblemen… Het publiek was tevreden over de uitwisseling die avond, waardoor ze hun waarnemingen konden objectiveren. De avond bevestigde hun overtuigingen en motiveerde hen misschien tot actie. Als wij een mijlpaal kunnen zijn geweest in hun begrip van hun probleem, en nog belangrijker in een mogelijk antwoord, dan zal het nuttig zijn geweest.

De essentie van ons project is het nauwkeurig objectiveren van situaties van ongelijkheid en het verzamelen van informatie waaruit blijkt hoe deze in stand worden gehouden. Deze accumulatie, via de globale kennis van het ongelijke verschijnsel, toont het bestaan en de kenmerken aan van het systeem dat ze genereert.

KANDIDATEN EN VERKOZENEN IN BRUSSEL: EEN DEMOCRATISCHE UITDAGING

We hoorden van Gilles Van Hamme, lid van het Observatorium, over zijn studie over de sociale afkomst van kandidaten en verkozenen in Brussel.

Wat zijn de conclusies van uw studie?

De belangrijkste vaststelling betreffende de geografische herkomst van alle kandidaten is het bestaan van een vrij homogene spreiding over het grondgebied van de 19 Brusselse gemeenten. Op dit punt is er dus geen sterke inkomensdiscriminatie tussen buurten. Bij de vier grote partijen (PS/MR/CDH/Ecolo) daarentegen zien we al een vrij duidelijk verschil ten opzichte van de districten van herkomst, met een oververtegenwoordiging van kandidaten uit de meest bevoorrechte districten. Als we kijken naar de herkomst van de gekozen vertegenwoordigers, wordt het nog spectaculairder: na de verkiezingen zijn de gekozen vertegenwoordigers sterk oververtegenwoordigd in de meest welvarende districten en ondervertegenwoordigd in de armste districten.

Wat denk je dat de reden hiervoor is?

De reden voor een goede sociale en territoriale spreiding van de kandidaten, over het hele gebied, is de belangrijke aanwezigheid van bepaalde partijen in arme buurten (kleine moslimpartijen, de PTB,…), die als tegenwicht fungeert. Ten tweede zien we binnen de grote partijen al een sociale selectie, die belangrijker is voor de MR en de CDH, twee partijen die veel mensen rekruteren uit de rijkere delen van de stad. Bovendien lijkt zich tussen de kandidaten van de grote partijen en hun verkozenen ook binnen de organisaties een vorm van sociale selectie te ontwikkelen. Van alle mensen op de lijsten hebben verkozen kandidaten meer kans om in welgestelde buurten te wonen dan niet-verkozen kandidaten. De aard van de sociaal-politieke mechanismen binnen partijen zou nader moeten worden onderzocht, met name wat betreft de sociale selectie bij de toewijzing van lijstposities. Er zijn een aantal kleine overlappende zaken die tot dit resultaat leiden: partijen selecteren goede sprekers, zij hebben hoge diploma’s, zij kunnen gedreven worden door een grotere ambitie, zelf het resultaat van aanmoediging door de familie, enz. Er is niet noodzakelijk sprake van een voorbedacht plan van de partijen.

Het artikel: « Kandidaten en verkozenen in Brussel: een democratische uitdaging », is beschikbaar op dit adres: http://inegalites.be/Candidats-et-elus-a-bruxelles-un

Notes et références
  1. Tous les textes sont disponibles en français et en néerlandais sur http://inegalites.be
  2. http://www.inequalitywatch.eu
  3. Le facteur d’impact est un calcul estimant la visibilité des travaux, par le nombre moyen de citations des articles présents dans la revue. Les facteurs d’impact servent de critère d’évaluation, définissant un supposé niveau d’excellence de la revue. Ils sont publiés annuellement, dans le «Thomson Reuters Journal Citation Reports».
  4. Article: «Les inégalités sociales de santé à la naissance», Observatoire des Inégalités, 12 mars 2015. http://inegalites.be/Les-inegalités-sociales-de-sante‑a. Un autre article sur une thématique proche, «Les inégalités d’espérance de vie», par Gilles Van Hamme, Isaline Wertz et Taïs Grippa, 3 août 2015. http://inegalites.be/Les-inegalites-d-esperance-de-vie

Espace membre

Leden