METEOROLOGIE: WANNEER DE EUROPESE UNIE DE INTERNATIONALE SAMENWERKING ONDERMIJNT

Illustré par :

De wetenschap van de atmosfeer, meteorologie, heeft een zeer lange geschiedenis. Sinds de oudheid moet het waarnemen van het weer deel hebben uitgemaakt van het dagelijks leven, vooral in plattelandsgemeenschappen. Aristoteles schreef zelfs een verhandeling over dit onderwerp die, hoewel ver verwijderd van de moderne wetenschappelijke opvattingen, getuigt van de oude belangstelling voor het observeren van de hemel en meer in het bijzonder voor het observeren van het weer.

Het duurde echter tot de 17e eeuw voordat wetenschappers zich realiseerden dat het nooit mogelijk zou zijn het weer te voorspellen als zij zich beperkten tot het waarnemen van de hemel vanaf één enkele plaats. Vanaf dat moment werd duidelijk dat men alleen op basis van gelijktijdige waarnemingen overal ter wereld (d.w.z. wat men tegenwoordig « synoptische waarneming » noemt) ooit de bewegingen van de atmosfeer en vooral gevaarlijke meteorologische verschijnselen zoals onweer, stormen, enz. zou kunnen hopen te kunnen begrijpen, of zelfs te kunnen voorzien. Maar de communicatiemiddelen moesten tenminste een snelle overdracht van deze informatie mogelijk maken. Het is dan ook veel later dat de synoptische waarneming geleidelijk tot stand kwam, steunend op steeds nauwkeurigere en snellere waarnemings- en communicatiemiddelen. Dit maakte echte vooruitgang in het begrijpen van het globale gedrag van de atmosfeer mogelijk.

Dit artikel heeft niet de pretentie alle aspecten te beschrijven van de geschiedenis van deze discipline, die zo populair is geworden dat zij banaal kan lijken (terwijl zij het resultaat is van wetenschappelijke en technische inspanningen die verschillende generaties bestrijken), maar bepaalde recente en weinig bekende institutionele aspecten te traceren, niet alleen bij het grote publiek, maar zelfs bij bepaalde beroepsactoren.

Afgezien van enkele kortstondige pogingen om wereldwijde netwerken voor hemelobservatie op te zetten in het Ancien Régime(1), kan het begin van de moderne meteorologie en klimatologie worden teruggevoerd tot 1853. Het was in Brussel dat jaar dat een twaalftal landen de volgende twee beginselen aannam : ten eerste, overeenstemming bereiken over de waarnemingsmethoden en ten tweede, deze methoden bundelen. Deze eerste wereldconferentie werd gevolgd door andere(2) die achtereenvolgens leidde tot internationale samenwerking tussen steeds meer landen, tot op heden, nu bijna 200 landen zich hebben verenigd in de Wereld Meteorologische Organisatie(3) het beheer van de gedeelde operationele overdracht van sommige van hun observatiegegevens.

EEN GEDEGRADEERDE VOORBEELDIGE SAMENWERKING

Vanaf de jaren negentig heeft de Europese Commissie de « liberalisering » van bepaalde openbare diensten opgelegd, d.w.z. de openstelling ervan voor concurrentie. Dit was onder meer het geval bij de nationale meteorologische diensten (NMS) van de aangesloten landen. De richtlijnen waren bedoeld om de facto concurrentie tot stand te brengen tussen deze nationale overheidsdiensten en de opkomende particuliere weerdienstenbedrijven (deze laatste, nog maar net in opkomst in Europa, stormden op de deur af, op zoek naar een goede deal door te trachten een veelbelovende nieuwe markt aan de overheidsdienst te ontfutselen).

Deze nieuwe markt groeide (en groeit nog steeds) snel, onder meer dankzij

a) De komst van operationele satellieten, die elkaar na de eerste lanceringen in de jaren zestig van de vorige eeuw hebben opgevolgd ((4) ) en die thans een vrijwel volledige dekking van de aardbol (ook boven de oceanen) bieden. In die tijd was hun financiering niet verschuldigd aan de EU, maar rechtstreeks afkomstig van samenwerkingsovereenkomsten tussen bijdragende staten.

b) Numerieke prognosemodellen, waarbij steeds meer gegevens worden geïntegreerd en steeds sneller een oplossing wordt gevonden voor hun beheer dat wordt geïmpliceerd door de vergelijkingen van de dynamica van de atmosfeer. De computers waarop deze modellen draaien hebben tegenwoordig een rekencapaciteit in de orde van grootte van 10 miljard bewerkingen per seconde.

Ook deze modellen zijn het resultaat van wetenschappelijk onderzoek dat in verschillende landen door de belastingbetaler is gefinancierd. Een van de meest gebruikte modellen ter wereld is het zogenaamde « Europese » model, dat in 1975 op mondiale schaal werd ingevoerd en voortdurend wordt bijgewerkt door onderzoek waarbij onderzoekers uit meer dan 30 landen zijn betrokken. Er zijn andere grootschalige numerieke modellen die het resultaat zijn van nationaal onderzoek (in Frankrijk het Arpège-model, in de VS het ETA-model, enz.)

De outputs van deze modellen ( runs genoemd) kunnen, onder bepaalde onderhandelde voorwaarden, ter beschikking worden gesteld van gebruikers in andere landen dan het land of de landen die de modellen hebben gefinancierd. Ten slotte zijn er zogeheten « fijnmazige » numerieke modellen op een kleinere schaal dan de mondiale schaal waaraan verscheidene NMS’en deelnemen, waarvan sommige geen deel uitmaken van de Europese Unie (het Aladin-consortium, dat het gelijknamige fijnmazige model ontwikkelt, omvat bijvoorbeeld de bijdrage van de Marokkaanse Meteorologische Dienst(5)).

Sinds de jaren tachtig is de vooruitgang op het gebied van de weersvoorspelling aanzienlijk en hebben de voorspellingen een onmiskenbare economische waarde gekregen die kan worden gebruikt voor de besluitvorming op bepaalde gebieden die bijzonder gevoelig zijn voor de grillen van het weer (energieproductie en ‑voorziening, gas- of elektriciteitsvoorziening en ‑vraag, rivierbeheer, drinkwaterproductie, landbouw, toerisme, …, allemaal activiteiten die nuttig zijn voor de gemeenschap en sterk afhankelijk zijn van de grillen van het weer). Anderzijds werden de media, hoofdzakelijk audiovisuele media, die van oudsher weerberichten aanbieden die door het grote publiek op grote schaal worden gevolgd, steeds meer het hof gemaakt door reclamebureaus. De aanwezigheid van reclame in prime time heeft de media ertoe aangezet de presentatie van hun bulletins te vernieuwen door steeds meer beeldmateriaal te integreren en hun inhoud te formatteren om aan de veronderstelde vraag van het publiek te voldoen.

Vertrouwend op de concurrentie vanaf de jaren negentig en dus op de afschaffing van het monopolie van de MDL, staat de Europese Commissie niettemin toe, zij het onder vrij strikte voorwaarden, dat de samenwerking tussen de MDL, een traditionele samenwerking die, zoals gezegd, op een bepaalde manier bestaat sinds het midden van de 19e eeuw, in stand wordt gehouden.

Vanaf het laatste decennium van de 20e eeuw moesten de multinationale ondernemingen van de EU zich organiseren volgens deze nieuwe visie, die brak met de lange traditie van samenwerking tussen de openbare diensten van alle landen van de wereld en een nieuwe cultuur van commercialisering van informatie integreerde. De traditionele « gebruikers » (waaronder de Staten en hun verschillende gezondheidsdiensten…) werden, in naam van deze nieuwe visie, « klanten » van openbare of particuliere ondernemingen (de voormalige directeur van het Koninklijk Meteorologisch Instituut van België placht te zeggen dat de belangrijkste « klant » van zijn instelling precies de Staat was)

Soms moest kunstmatig een onderscheid worden gemaakt tussen wat een openbare dienst in strikte zin was (het organiseren van 24-uurs bewaking, waarschuwing voor meteorologische verschijnselen die de veiligheid van personen en goederen bedreigen, verontreinigingswaarschuwingen, enz.) en wat als commerciële activiteiten kon worden beschouwd die aan mededinging konden worden onderworpen (verkoop van meteorologische gegevens aan gas- en elektriciteitsleveranciers bijvoorbeeld, die ten tijde van de Europese richtlijnen nog aan mededinging waren onderworpen).Ten tijde van de Europese richtlijnen waren de gas- en elektriciteitsleveranciers bijvoorbeeld in verschillende landen, waaronder België, nog gedeeltelijk overheidsbedrijven.

Het eerste concrete resultaat van deze liberalisering is in feite geweest dat bepaalde samenwerkingsakkoorden tussen Europese overheidsdiensten moeilijker (en soms zelfs onmogelijk) konden worden nagestreefd (akkoorden die nog wel tot stand konden komen, maar die de MDL verplichtten zich willens en wetens aan deze Europese richtlijnen aan te passen, en in ieder geval met meer moeite dan voorheen). Sommige meteorologische overheidsdiensten (in België en elders) hebben een echte herstructurering van hun activiteiten doorgevoerd om zich aan te passen aan hun nieuwe institutionele omgeving (je deelt je gegevens niet met een concurrent…).

De aanwerving van juristen en handelsagenten bij overheidsinstanties is slechts één aspect van deze heroriëntatie. Bovendien konden in België bepaalde « natuurlijke » samenwerkingsverbanden tussen verschillende overheidsinstanties plotseling opduiken als hinderpalen voor de « vrije en onvervalste mededinging « , wat nu een nieuw dogma is dat vooruitgang belooft. Zo werden bijvoorbeeld de regionale diensten die verantwoordelijk zijn voor het strooien van wegen en die hun weersinformatie traditioneel hoofdzakelijk van de nationale defensiediensten ontvingen, aangemoedigd om deze informatie uit andere bronnen te betrekken of om « weer-weg »-diensten op te zetten die specifiek voor hun regio waren bedoeld.

Om zich aan deze nieuwe institutionele realiteit aan te passen, hebben de Europese NMS, die tegen alle verwachtingen in hun bestaan willen verdedigen, dat hoofdzakelijk wordt gerechtvaardigd door hun taken van openbare dienst, maar die de samenleving in het algemeen niet willen beroven van hun bewezen ervaring en know-how, onder meer een economisch samenwerkingsverband opgericht, ECOMET(6). De prijzen van hun naar verluidt commerciële meteorologische diensten zouden nu moeten worden berekend met inbegrip van een bijdrage aan de infrastructuur die het bestaan van de meteorologie mogelijk maakt, naar het voorbeeld van de liberalisering van de spoorwegen in het Verenigd Koninkrijk of de liberalisering van de telecommunicatiediensten. De meteorologie was zo een bedrijf geworden als alle andere in de EU. De openbare meteorologische diensten concurreren nu met particuliere bedrijven en soms met elkaar om hun marktaandeel te veroveren of te behouden.

Dit nieuwe beleid dat door de EU-richtlijnen aan de multinationale ondernemingen werd opgelegd, werd openlijk voorgesteld als een nieuwe visie op de wereld en een nieuwe rechtsorde van liberalisering die beweerde tot doel te hebben « de wereld beter te maken ». omde belastingbetaler te ontlasten  » en « om Hetwordt ook, zij het minder openlijk, naar voren geschoven als een middel om op grote schaal weerstand te bieden aan de verovering van de « meteorologische markt » in Europa door bedrijven van buiten Europa (VS, Canada e.a.).

WANNEER DE PARTICULIERE SECTOR PROFITEERT VAN OVERHEIDSINVESTERINGEN

Recente en vroegere innovaties in de meteorologie zijn uiteraard vooral te danken aan de samenwerking tussen wetenschappers (in de Europese landen meestal gefinancierd door de nationale belastingbetaler en meer recentelijk door Europese fondsen, die zelf weer door EU-lidstaten worden gefinancierd). Hoewel particuliere bedrijven ongetwijfeld tot bepaalde innovaties hebben bijgedragen, hebben zij dit vrijwel uitsluitend gedaan voor de verpakking van meteorologische berichten (beeldmateriaal) of voor ontwikkelingen op computergebied die ongetwijfeld nuttig zijn, maar in strikt wetenschappelijk opzicht niet erg vernieuwend. Bovendien dragen ook de door de overheidsdiensten aangetrokken technici bij tot deze ontwikkelingen. Aan deze verplichtingen, « deze kosten », werd gedeeltelijk voldaan door binnen de NMS commerciële activiteiten te ontwikkelen die konden concurreren met de door de particuliere weerbedrijven ontwikkelde diensten. In sommige landen van de EU, zoals België, leidde elke commerciële « overwinning » van de openbare diensten die een contract terugbrachten dat ook door een particuliere concurrent werd begeerd, bijna onvermijdelijk tot een rechtvaardiging van een verlaging van de overheidsfinanciering, waardoor sommige MDL de facto werden omgevormd tot een « gemengde » onderneming en een openbare dienst … aan het zwaard werden gebonden.

Wat het ontlasten van de belastingbetaler betreft, dit is moeilijk te beoordelen. Intergouvernementele organisaties op het gebied van meteorologie (het Europees Centrum voor Middellange-afstandsvoorspellingen, opgericht in de jaren zeventig, het Europees Satelliet Meteorologisch Agentschap, opgericht in 1986) worden gefinancierd door de belastingbetalers van elk land, gewoonlijk op een pro-ratabasis volgens overeengekomen regels voor samenwerking. Zij bestonden en bestaan nog steeds op grond van intergouvernementele verdragen die ook landen buiten de EU omvatten. Sommige particuliere bedrijven hebben activiteiten ontwikkeld op de traditionele weermarkt (voornamelijk media, maar niet alleen) en, in principe twijfelachtiger, op de nieuwe markt voor zogenaamde « weerderivaten « (7), in werkelijkheid een speculatieve markt. Sommige van deze bedrijven zijn multinationals geworden die bijna de gehele mediamarkt in de EU hebben veroverd.

Kortom, in tegenstelling tot wat algemeen wordt gedacht (en door de communicatoren van de EU wordt volgehouden), heeft de Europese Unie haar pretentie om de operationele organisatie van weer- en klimaatdiensten te zijn, niet waargemaakt. De internationale samenwerking tussen soevereine landen op deze gebieden ging grotendeels vooraf aan de interventies van de EU. Deze hebben echter de samenwerkingsinspanningen, die gelukkig ook buiten de institutionele grenzen van de EU konden worden voortgezet, eerder bemoeilijkt dan begeleid. Deze inspanningen hadden reeds lang voordien enige verdienste en succes gehad. Het is te hopen dat zij kunnen doorgaan als de EU uiteindelijk uiteenvalt.

Tegenwoordig zijn de weersvoorspellingen te zien op alle tv-zenders, sociale netwerken en smartphone-applicaties. Het ligt voor de hand dat dit soort informatie in real time beschikbaar is, een gepersonaliseerd weerbericht bij u thuis. Maar men kan zien dat er een zekere kakofonie is in deze wereld. Door verschillende bronnen te raadplegen, kan men inderdaad verschillen zien, niet alleen in presentatie maar ook in inhoud. De gebruiker vindt niet noodzakelijk zijn weg en weet vaak niet tot welk heilige hij zich moet wenden. Deze verscheidenheid is het resultaat van een geleidelijke verdwijning van de nauwgezetheid ten gunste van de directheid en vaak sensatiezucht, ondanks de vooruitgang die in het vakgebied is geboekt. Hoe vaak zien wij niet dat op particuliere platforms, tien dagen van tevoren en zonder voorzorgsmaatregelen, zeer spectaculaire extreme verschijnselen worden aangekondigd die zich niet noodzakelijkerwijs zullen voordoen, maar waarvan de voortijdige aankondiging gevolgen heeft voor de organisatie van bepaalde sectoren. Alleen een team van specialisten met ervaring in het kwalificeren van deze voortijdige aankondigingen is in staat rekening te houden met de onzekerheden in de numerieke meteorologie. Dit is waarschijnlijk minder een mediakans. Toch is dit de taak die de prognoseteams van de overheidsdiensten trachten te vervullen in wat een zeer concurrerende omgeving is geworden.

François Brouyaux

Espace membre

Leden