« MEER LINKS… » JA, MAAR WELKE?

Illustré par :

Het is een debat zo oud als de filosofie: welke rol spelen natuur en cultuur bij het bepalen van ons handelen? Meer recent: wat is de rol van nature of nurture in ons gedrag? De controverse eindigde vaak met:  » Een beetje van allebei, met constante interactie tussen de twee…  » (1). Vandaag, onder druk van strijdende feministen, is het rond de kwestie van het geslacht — dat alles zou zijn en geslacht niets — dat de controverse opnieuw is opgelaaid. Over dit onderwerp, Kairos een paar artikelen gepubliceerd waarin de excessen worden gehekeld die nuttig zijn voor de prometheïsche illusies van bepaalde productivisten. Dit heeft ons enkele sterke vijandschappen opgeleverd… In een poging feitelijk te zijn, zetten wij onze verkenning van de psycho-fysiologische basis van menselijk gedrag voort, dit keer aan de hand van het boek Onder het teken van de link(2) van de bekende neuropsychiater Boris Cyrulnik .

Een van de favoriete slogans van de tegenstanders van groei is « Minder goederen, meer verbindingen « . Zeker, minder tijd besteden aan het najagen van materiële rijkdom biedt de mogelijkheid(kairos) om weer rijkere menselijke banden aan te knopen. Maar wat voor soort banden ontwikkelen mensen — of niet? 

Boris Cyrulnik is degene die het woord « veerkracht » zijn adellijke letters heeft gegeven. Hij introduceerde de term(3) in de psychologie om het vermogen van een individu aan te duiden om te « herstellen » van een psychologisch trauma. Onder het teken van de band is een boek dat gebaseerd is op zeer nauwkeurige wetenschappelijke waarnemingen die ons in staat stellen een natuurlijke geschiedenis van de gehechtheid te schetsen, vanaf het intra-uteriene leven. Maar Cyrulnik begint met een zelfkritiek op een benadering die te sciëntistisch zou zijn omdat velen « geloven dat zij de wereld waarnemen, terwijl zij slechts de indruk waarnemen die de wereld op hen maakt « . En het is waar dat er vele voorbeelden zijn waarbij zogenaamd rationele individuen geloven wat zij willen geloven in plaats van zich te onderwerpen aan feiten die hen verontrusten. 

Men moet toegeven dat de opmerkingen van Cyrulnik en andere ethisch-psychoanalytici verontrustend zijn. Door te observeren wat er in de dierenwereld gebeurt, niet om te pleiten voor imitatie (verwerping van de sociobiologie(4)), maar om te ontdekken wat er gemeenschappelijk is aan soorten die hebben gekozen voor seksuele voortplanting (die veel meer diversiteit voortbrengt dan parthenogenese). Op die manier benadrukken zij de biologische constanten die ook de mens bepalen. Over zijn eigen boek zal Cyrulnik zeggen  » Ik denk dat voordat je dit boek las, je helder dacht. Ik hoop nu dat ze in de war zijn, want je moet twijfelen, geloof me! « .

MOEDER EN KIND 

In het eerste deel, getiteld « De Moeder », bestudeert Cyrulnik de geleidelijke « intrede van het kind in de wereld »; deze vindt uiteraard plaats via de moeder, eerst gedurende negen maanden in haar baarmoeder en vervolgens in haar armen en in een omgeving waar zij sterk aanwezig is. Uit waarnemingen blijkt dat de foetus (een woord dat niet op zijn plaats is omdat het te « biologerend » is) vanaf de laatste maanden intens communiceert met zijn moeder en met de buitenwereld via zijn tast‑, reuk- en gehoorzintuigen. Deze socialisatie vóór de geboorte leidt ertoe dat de neuro-psychoanalyticus het concept van de surrogaatmoeder ironiseert ( « Ik dacht dat alle moeders surrogaten waren … »), waardoor de zwangerschap wordt gereduceerd tot een mechanisch proces, terwijl het al relationeel is. Naast het verhuren van armen of hersenen (loonarbeid), het verhuren van vagina’s (prostitutie), met GPA, kunnen we ons nu het verhuren van baarmoeders voorstellen, waarbij de intense psychologische verstrengeling wordt ontkend tussen een moeder en de toekomstige mens die zij in haar baarmoeder koestert. Onder het teken van de band toont aan dat het biologische aspect van de dracht alleen ten onrechte wordt overgewaardeerd: vanaf het prille begin van het leven zijn de psychologische banden reeds sterk aanwezig. 

GEBOORTE VAN EEN VADER 

Aangezien het de moeder is die het kind « vormt » voor en vlak na de geboorte, is zij het die het kind voorstelt aan degene die zijn vader zal worden. Cyrulnik zou de voorkeur geven aan de term « echtgenoot » of, beter nog, « man van aanhankelijkheid », omdat hier het biologische aspect ontbreekt: het is door haar baby duidelijk te maken dat hij de man is die zij heeft gekozen, dat de moeder « een vader baart « (5).

In de verschillende ontwikkelingsstadia van het kind evolueren de respectieve gewichten van het biologische, het psychologische, het symbolische en het sociale, en dit evenwicht hangt af van de samenlevingen waarin het kind zich ontwikkelt. Sociologie toont aan dat  » hoe beschermender de sociale omgeving, hoe secundairder de vaderlijke rol wordt. « De kwaliteiten die van een vader worden verlangd, veranderen ook…intelligentie, die in de 13eeeuwslechts een secundaire waarde, een waarde van de vrouwwas, werd in de 19eeeuween mannelijke waarde, omdatzij toegang gaf tot sociale macht  »).

Soms hebben deze door de moderniteit veroorzaakte ontwikkelingen negatieve gevolgen voor het gedrag: « Wanneer er geen ′psychische vader′′ is Het kind kan niet ontsnappen aan de almacht van de verslindende moeder. Om een schijn van bevrijding te vinden, zoekt hij een extra-familiale vader, een vaderlijke plaatsvervanger. Dan vindt hij een bendeleider, een politiek lid, een charismatische vader, een sektestichter. Het gebrek aan een vader maakte hem in staat zich te onderwerpen… om aan zijn moeder te ontsnappen! « .

Cyrulnik is van mening dat er is geen cultuur zonder geslachtsgebonden sociale rollen. (…) Niet weten welk geslacht je hebt is niet weten wie je bent. (…) Maar alle identificatie is een amputatie, een afzien van iemand anders te worden, van een andere mogelijkheid van het zelf te realiseren. Miskende kinderen kennen deze vervullende amputaties niet: man of vrouw zijn is allemaal hetzelfde, zeggen ze, rijk of arm, hier of elders, dood of levend… « Al in 2010 ontwikkelde de neuro-psychoanalyticus dus ideeën die duivels veel lijken op die van het tijdschrift La Décroissance in nummer nr. 161 van juli 2019, « Tegen de grote verwarring »(6).

HOE TE KOPPELEN 

Aangezien de meeste kinderen binnen paren worden verwekt, maakt de studie van de banden die binnen paren worden aangeknoopt deel uit van het onderzoek van ethisch-psychoanalytici. Zij ontdekten dat de aard van deze relaties grotendeels afhangt van wat er in de vroege jeugd van de partners is gebeurd. Een zekere Gordon zei dat « alles beslist is voor de leeftijd van 6 jaar « . Ethisch-psychologische observatie toont aan dat zelfs de relaties binnen een koppel afhankelijk zijn van een fenomeen dat zich in de eerste levensmaanden afspeelt. Dit verschijnsel wordt « inprenting » genoemd: de mens deelt met de gewervelde dieren het bestaan van een periode, soms zeer kort, soms langer, gedurende welke het wezen in wording zich hecht aan de persoon die dicht bij hem staat, voor hem zorgt, hem beschermt. Er is een mooi verhaal (uit 1935) van de ganzenkuikens die Konrad Lorenz volgden in plaats van hun moedergans omdat de etholoog aanwezig was op het ogenblik dat de inprenting plaatsvond tijdens de rijpingsfase van de hersenen van de gans. Dit zuiver neurologische proces, met vele varianten, bestaat in het rijk der geslachte dieren en dus ook bij de mens. 

Zo weten wij dat binnen paren het begin hormonaal wordt beïnvloed en beheerst door de passie van de liefde(eros), maar de stabiliteit van het paar hangt uiteraard af van de sociale en intellectuele harmonie die de partners verenigt. Er is ook nog een derde band, de hechting(7), die in zekere zin de herhaling is van de inprenting, die neurologische behoefte aan hechting die is ontstaan tijdens de gunstige periode van baarmoederlijke ontwikkeling in de eerste maanden. Deze gehechtheid, die vrij onbedwingbaar is, brengt ons er soms toe ons te gedragen op een manier die wij onverstandig achten, maar die in onze neurale circuits is vastgelegd. Zo kan deze gehechtheid zelfs zo ver gaan als de verafschuwing, de haat, die sommige verrassende paren bijeenhoudt. Evenzo lijken hevige angst en intense stress de mogelijkheid van gehechtheid aan een bepaalde persoon te heropenen. Dit zou de oorsprong zijn van het Stockholm-syndroom, waarbij gijzelaars « verliefd » worden op hun beul (op voorwaarde dat deze laatste doet alsof hij aardig is, om hen toch te beschermen…). 

Hieruit blijkt dat onze determinismen, geërfd van honderden miljoenen jaren evolutie, ons soms tot vreemd gedrag brengen. Dit is een reden voor Spinoza, voor wie de mens slechts een natuurelement is, gelijk aan de andere, onderworpen aan dezelfde wetten: « Wij menen vrij te zijn omdat wij de oorzaken die ons bepalen niet kennen « . Maar Spinoza zegt ons ook dat de kennis van wat ons bepaalt ons in staat stelt minder onderworpen te zijn aan deze externe beperkingen. De etho-psychoanalyse, die eindelijk natuur en cultuur samenbrengt, is beslist een waardevol hulpmiddel voor onze gedeeltelijke bevrijding… 

WAAROM ZOVEEL VAN ONZE TIJDGENOTEN WEIGEREN SEKS TE HEBBEN… 

In het hoofdstuk « Dood aan seks » toont Cyrulnik aan hoe, om biologische en psychologische redenen, seksueel verlangen tiranniek is en een bron van angst(8). Seksuele hartstocht is verslavend en dwingt onbewust tot onderwerping aan de partner die het langverwachte genot brengt. Dus,  » …het uitdoven van de liefde is gewenst als een opluchting … » In deze tijden van opgedreven individualisme en het zoeken naar een illusoire totale autonomie, is deze bevrijding van de eisen van de seks groots. In paren is het gemakkelijker te leven met een echtgenoot van wie men nauwelijks houdt ( « Liefde voor de seks, liefde voor de passie, is elders in de koorts, het lijden, de verheffing … » zei een vrouw die door de psychiater werd geanalyseerd). Gelukkig voor de stabiliteit van onze hypermoderne samenlevingen is er nog altijd gehechtheid, een gevoel dat op lange termijn ontstaat dankzij nabijheid. Natuurlijk, zoals alle goede tranquillizers, verdooft gehechtheid de zintuigen, maar in het complexe en stressvolle leven van de 21e eeuw is de zekerheid van een kalm koppel soms een kwestie van mentaal overleven. 

Cyrulnik, die gespecialiseerd was in de begeleiding van « gezinsloze » kinderen die op zeer jonge leeftijd in de steek waren gelaten, stelde vast dat deze kinderen, die verstoken waren van de stabiele referentiepunten en de externe organisator die een gezin biedt, dit gebrek vaak compenseerden door egocentrisch te worden en een « narcisme » te ontwikkelen. Dit is een« spiegelloze  » situatie die hen soms in staat stelt een bevredigender leven te leiden dan kinderen met een gezin. Deze laatsten, beschermd maar enigszins beroofd van de vrijheid die de afwezigheid van een gezin en zijn emotionele en sociale beperkingen mogelijk maakt, neigen ertoe aanpassingsneuroses te ontwikkelen, niet erg bevorderlijk voor een « heroïsch » leven. 

Wat tegenwoordig, nu er steeds minder in de steek gelaten kinderen zijn, verbaast, is de vermenigvuldiging van deze psychologische profielen van adolescenten die op zoek zijn naar een identiteit. De verklaring ligt in een instabiliteit die niet langer te wijten is aan de afwezigheid van ouders, maar aan instabiele gezinnen, beroepsmatig, emotioneel en geografisch, die jongeren in een steeds langere adolescentie laten zitten, nog steeds op zoek naar sociale, seksuele en genderreferenties… Cyrulnik is het ook eens met de socioloog Alain Ehrenberg die dit fenomeen heeft belicht in La fatigue d’être soi(9).

Alain Adriaens

Notes et références
  1. Parfois traduit par la jolie formule : « L’homme n’est ni ange ni bête et le malheur veut que qui veut faire l’ange fait la bête. » (Pascal, Pensées).
  2. Boris Cyrulnik, Sous le signe du lien, Hachette Pluriel Editions, Poche, 2010.
  3. Il y a 50 ans, la résilience désignait seulement la capacité d’un matériau à résister aux chocs et aux déformations. Les matériaux qui reviennent à leur forme initiale après qu’on ait exercé une force sur eux sont dit résilients car ils ont une certaine plasticité. Cyrulnik a utilisé le mot dans le domaine psy. Dans un deuxième temps, des écologistes (notamment Rob Hopkins, initiateur du mouvement de la transition) l’ont repris pour définir ce qu’une société ou un groupe humain devait développer pour se préparer à se remettre debout après les chocs (jugés inéluctables) du basculement climatique et de l’épuisement des ressources naturelles, notamment énergétiques. 
  4. Sous l’influence de l’entomologiste Edward Wilson qui a surtout retenu de l’évolution darwinienne les aspects de compétition et pas de solidarité, la sociobiologie fut parfois accusée d’inciter à l’eugénisme, au racisme, à l’élitisme…
  5. « …le père intramaternel devient sensoriel, traduit par la mère. Son odeur, sa voix, ses caresses, sa simple présence et la signification que la mère lui attribue, modifient les communications sensorielles de la mère avec son enfant. »
  6. http://www.ladecroissance.net/?chemin=journal&numero=161.
  7. Le psychologue écossais John Bowlby a montré que les enfants en bas âge s’attachent aux adultes qui se montrent sensibles et attentionnés aux interactions sociales avec eux d’une façon stable au moins plusieurs mois durant la période qui va de l’âge de 6 mois environ jusqu’à 2 ans. Vers la fin de cette période, les enfants commencent à utiliser les figures d’attachement (l’entourage familier) comme base de sécurité à partir de laquelle ils vont explorer le monde, et vers qui ils savent qu’ils peuvent retourner.
  8. On a vu dans le paragraphe La fin de la sexualité de notre article « La reproduction humaine technologisée » du Kairos n°42, que certains transhumanistes surfent sur ces craintes pour vendre leurs fantasmes technocratiques : cfr Henry Greely, The End of Sex and the Future of Human Reproduction.
  9. Alain Ehrenberg, La Fatigue d’être soi. Dépression et société, Odile Jacobs, août 2000, 414pp.

Espace membre

Leden