klimaatverandering tegengaan door minder vlees te eten

Het jaar 2015 is niet goed begonnen. De dodelijke aanslag op de redactie van Charlie Hebdo op 7 januari heeft in heel Europa een gevoelige snaar geraakt en een klimaat van onveiligheid geschapen dat nauwelijks bevorderlijk is voor bezinning, laat staan voor het nemen van grote politieke maatregelen. Toch is het meer dan ooit noodzakelijk de ecologische en sociale uitdagingen met luciditeit en durf tegemoet te treden om de bronnen van geweld die door de huidige wanorde zijn ontstaan, op te drogen en een klimaat van vrede, vertrouwen en stabiliteit te scheppen. 

Het is precies dat klimaat waarover wij het de komende maanden zullen hebben. De wereldklimaatconferentie (of COP21) vindt van 30 november tot 11 december met veel tamtam plaats in Parijs; verwacht wordt dat zij zal resulteren in een « ambitieuze » nieuwe overeenkomst, zo is aangekondigd, waarbij alle VN-lidstaten zich verbinden tot een bindend proces dat de uitstoot van broeikasgassen (BKG) eindelijk aan banden zal leggen. 

Ik heb de grootste twijfels over de werkelijke uitkomst van de debatten van deze nieuwe megaconferentie. Natuurlijk zal er ongetwijfeld een gemeenschappelijke verbintenis plechtig worden afgekondigd in de gebruikelijke sfeer van zelfbevrediging waarmee dergelijke evenementen worden afgesloten. Maar plechtige verbintenissen zijn van weinig waarde of betekenis indien zij niet vergezeld gaan van doeltreffende mechanismen voor de tenuitvoerlegging ervan. We hebben gezien wat het Kyoto-protocol heeft opgeleverd, dat destijds (in 1997) werd gevierd als een grote primeur voor de toekomst. Door aan de markt de sleutels tot het succes toe te vertrouwen, plus de wettelijke middelen om aan de beperkingen te ontsnappen, programmeerden de ondertekenaars de mislukking van het protocol. Dit is des te verontrustender gezien de wijdverbreide blindheid van milieugroeperingen en ‑partijen, die er genoegen mee hebben genomen de terugtrekking van de VS te veroordelen zonder de totale ontoereikendheid van het mechanisme zelf ter discussie te stellen. 

De ontwikkelingsdynamiek, ook al krijgt zij het aantrekkelijke etiket « duurzaam » opgeplakt, waarmee wordt beoogd de groei van de economische activiteiten duurzaam te verhogen, kan noch tot een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, noch tot een terugkeer naar het ecologisch evenwicht leiden. De door technologische veranderingen tot stand gebrachte verminderingen kunnen slechts tijdelijk zijn indien zij geen deel uitmaken van een diepgaande transformatie die het loslaten van produktivisme en consumentisme impliceert. 

In de ontwikkelde landen moet de overconsumptie worden aangepakt met een ambitieus ontmoedigingsbeleid. Anders kunnen de tranen over de benarde toestand van de armen en hongerigen in het Zuiden alleen maar krokodillentranen zijn. Grote bijeenkomsten van beleidsmakers, die vasthouden aan hun geërfde zekerheden en overtuigd zijn van de noodzaak hun groeiagenda tegen elkaar af te wegen, zullen waarschijnlijk niet tot vernieuwende verbintenissen leiden, vooral niet als unanimiteit is vereist. 

Ik geloof echter vast in de mogelijkheid van een ander scenario: een paar staten, die tot de staten behoren die het meest bedreigd worden door de groeiende ecologische stoornissen, worden zich bewust van de urgentie van de verandering van het economisch paradigma en wagen de gok om dit paradigma in te voeren. Men kan alleen maar dromen van een België dat zo’n weg is ingeslagen. Het besef dat de zee op een dag de Brusselse periferie zal bereiken, zou een belangrijke stimulans moeten zijn.(1)

De huidige politieke context laat niet toe te hopen dat deze droom snel werkelijkheid zal worden… Bij gebrek aan enig serieus initiatief van de politieke klasse is het niet onmogelijk te denken dat veel van onze medeburgers, elk op hun eigen niveau, aanvaarden een positieve rol te spelen door hun voedingspatroon te veranderen. 

Het gaat er gewoon om de vleesconsumptie te verminderen door af te zien van alle vlees van industriële oorsprong en te kiezen voor gegarandeerde lokale of regionale landbouwproducten. Zonder het voedselbudget uit evenwicht te brengen, is het volkomen realistisch om het plantaardige deel van het dieet te verhogen en alleen dierlijke producten van agrarische oorsprong te gebruiken (al dan niet biologisch gecertificeerd). 

Men kan zich terecht afvragen hoe deze verandering in het voedingspatroon het klimaat op enigerlei wijze kan beïnvloeden. Als echter een groot deel van de bevolking zich er door culturele besmetting bij aansluit, kan het effect zo groot zijn dat de uitstoot van broeikasgassen aanzienlijk afneemt. 

De terechte nadruk op de productie en het verbruik van fossiele brandstoffen als belangrijkste oorzaak van de CO2-uitstoot (het meest voorkomende broeikasgas) en de aandacht voor energie-intensieve sectoren zoals grootschalige industrie, wegvervoer, stroomopwekking door thermische centrales en verwarming hebben ertoe geleid dat andere belangrijke en essentiële bijdragen over het hoofd zijn gezien. Dit is het geval met ontbossing. Bossen leggen CO2 vast; het kappen van bomen vermindert deze vastlegging. Dit is ook het geval voor veranderingen in landgebruik: bodems bevatten grote hoeveelheden koolstof, en ploegen leidt ertoe dat deze koolstof vrijkomt in de atmosfeer. 

Het is dan ook begrijpelijk dat de veeteelt, wanneer deze een op soja en maïs gebaseerd dieet gebruikt, noodzakelijkerwijs een aanzienlijke impact heeft in termen van CO2-emissies, vooral wanneer de gewassen worden geteeld in ontboste gebieden zoals Brazilië. Brazilië is ‘s werelds grootste exporteur van soja. De uitbreiding van de soja- en veeteelt gaat ten koste van het Amazonewoud. 

Elk jaar verdwijnt er 25.000 km² bos. Europa importeert op grote schaal Braziliaanse sojabonen voor veevoeder. De Europese vleesconsument weegt door zijn keuzes dus rechtstreeks mee op de koolstofvoetafdruk van Brazilië, maar neemt ook deel aan de vernietiging van het Amazonewoud. De FAO (Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties) heeft berekend dat de veeteelt alleen al verantwoordelijk is voor 14,5% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen, evenveel als het vervoer(2). Deze gassen omvatten niet alleen CO2 dat vrijkomt bij ontbossing en ploegen, maar ook methaan dat vrijkomt bij de spijsvertering van herkauwers en de fermentatie van hun uitwerpselen, en distikstofoxide (N2O) dat vrijkomt bij het gebruik van stikstofmeststoffen en de uitstoot van ammoniak. Ik herinner u eraan dat methaan een absorberend vermogen heeft dat 23 maal zo groot is als dat van CO2. Voor N2O (distikstofoxide) is de verhouding 296! 

In deze algemene beoordeling wordt de industriële vleesproductie, waarbij de dieren in kleine gebieden worden gehouden, verward met de landbouw op het land. Deze laatste omvat pluimvee- en varkenshouderijen met vrije uitloop en rundveehouderijen op weiden. De impact van de grondgebonden veehouderij op het klimaat is duidelijk kleiner, al was het maar omdat het aantal dieren noodzakelijkerwijs wordt beperkt, de soja wordt vervangen door gras van natuurlijke weiden, chemische stikstofmeststoffen worden afgeschaft en het vervoer aanzienlijk wordt beperkt. 

Voor de consument in de rijke landen is het eten van uitsluitend dierlijke producten die door boeren zijn geproduceerd en het afzien van producten uit vleesfabrieken een dagelijkse politieke daad van kapitaal belang voor de planeet, zoals de berouwvolle wetenschapper Pierre Hinard ons met pertinentie en overtuiging herinnert(3). Het is een politieke daad die des te stimulerender is omdat hij aangenaam is (de smaak van de producten is onvergelijkbaar superieur) en heilzaam voor de persoon die hem maakt (hij zal gezonder zijn). 

De morele voldoening om niet bij te dragen tot de hongersnood van Braziliaanse kinderen en de vernietiging van de levensomstandigheden van de bosbewoners zal niet worden vergeten. Iedereen wint, behalve de agro-industriële multinationals. 

Paul Lannoye

Notes et références
  1. E.M.Conway et N.Oreskes, L’effondrement de la civilisation occidentale, éd. Les Liens qui Libèrent, 2014. 
  2. FAO : « Tacking climate change through livestock » — 2013 
  3. Je ne peux qu’inciter vivement le lecteur intéressé à dévorer son essai publié chez Grasset : « Omerta sur la viande » — 2014. Relire aussi le dossier de D.Cauchy et R.Gomez Canca : « 10 bonnes raisons de manger moins de viande. La qualité plutôt que la quantité » ; édité par le Grappe — 2012.

Espace membre

Leden