Ja, maar nee. Mijn mobiele telefoon, maar geen antennes

(près de chez moi...)

Illustré par :

Terug van vakantie, vind ik op de tafel een brief « Wiener zonder antennes ». Vanavond is er een bijeenkomst in de buurt. Een beetje moe, maar vooral bang om het eindeloze « ja, maar nee… » te horen, besluit ik toch te gaan.« Ik besloot toch te gaan. Het was inspirerend.

De kleine zaal die voor de gelegenheid is afgehuurd is halfvol, met een dertigtal mensen die wachten tot de spreker van de dag het woord neemt. Tijd om een biertje te bestellen aan de bar achter in de zaal en het begint. Deze laatste, voorheen van het BIM, vertelt ons dat er reeds een milieuvergunning is afgegeven voor de installatie van 3 nieuwe antennes en 12 zenders in een woonwijk. De aanvraag voor de bouwvergunning is in behandeling. De spreker, die aan een universiteit aan elektromagnetische golven heeft gewerkt, kent de schadelijke gevolgen van antennes, voor onszelf… en voor anderen.

Proximus is de initiatiefnemer van het project: er staat geld op het spel, aangezien het gebouw waar het bedrijf zijn antennes wil installeren zich in een geschikt gebied en op een geschikte hoogte bevindt om de dekking te vergroten. Bovendien lijkt het dak van het huis de laatst mogelijke geschikte plaats te zijn, aangezien andere gebouwen eerder het aanbod van de telecomoperator hebben afgewezen. De strijd is dus des te belangrijker voor degene die « ons allen samenbrengt ».

De andere hoofdrolspelers in de zaak, de eigenaars van het gebouw, zijn Proximus’ voornaamste contacten. Hun interesse? Geld. En in een maatschappij waar geld op de eerste plaats komt, is het moeilijk om aan je gezondheid (en vooral aan die van anderen) te denken en een financiële opportuniteit te weigeren: de informatie die wij hebben ontvangen, vermeldt drie contracten ter waarde van in totaal 18.000 euro per jaar die de eigenaars van het gebouw, gelegen aan de Léopold Wienerlaan in Watermaal-Bosvoorde, hebben gesloten met Proximus, Base en Orange.

Wat is er normaler dan dit: goedbedoelende mensen zetten zich in voor de bestrijding van een schadelijk en gevaarlijk project. Bij nader inzien ontbrak er echter iets, als een blanco ruimte, een grote afwezigheid die niet benoemd wordt, maar die er wel is; het is dat op de presentatieavond de vraag naar het object dat de antennes nodig had, was: hoe zal ik het zeggen…? Niet erg aanwezig. « Dat is een ander probleem,« zei de spreker. De noodzaak van een smartphone(1) kan niet in twijfel worden getrokken, de vraag stellen, er twijfel over zaaien, is een beetje zoals vragen of eten of poepen het voorwerp van onthouding kan zijn…

Aangezien de behoefte « ingeburgerd » en dus onbetwistbaar is, wordt de bron van het probleem nooit vermeld. Zo blijven we in een kringetje ronddraaien, blijven we in het oppervlakkige, en elke gevoelige geest met een minimum aan intelligentie zal een gevoel van onbehagen voelen, een soort verwarring, een beetje alsof we hen ervan proberen te overtuigen dat 1+1 3 is, waartegen we ons zowel kunnen verzetten als dat we het kunnen aanvaarden. Problemen.

Paradoxaal genoeg maakt het debat dat ons allen zou moeten verenigen, ons tot wezens die onderworpen zijn aan hun verlangens; deze individuen zijn dus slechts samengevoegde entiteiten, die de collectiviteit niet versterkt door het individuele belang van ieder van hen ondergeschikt te maken. Want zonder dat men het weet, strijden de mensen die hier vanavond bijeen zijn en die « tegen » iets lijken te strijden, alleen maar « voor »: voor hun gezondheid en, op de achtergrond, voor de infrastructuur — de antennes — aangezien zij de noodzaak van het object waarvoor de antennes zijn gebouwd niet in twijfel trekken.

Samen vernietigen wij die anderen die, dicht bij huis, niet konden, niet wilden of niet zagen zitten om tegen antennes te strijden, precies diegenen die het netwerk leveren van diegenen die tegen nieuwe antennes zijn. Degenen die zich tegen dit nieuwe project verzetten, gedragen zich alsof hun eigen behoefte aan een smartphone — en dus aan een netwerk — niet de behoefte aan antennes impliceert, en dus alsof de anderen die onder de straling te lijden hebben, niet bestaan, terwijl zij niet tegen alle antennes strijden.

De strijd lokaliseren, weigeren hem te verbreden, is dus onvermijdelijk tegenstrijdig door het sociale welzijn ondergeschikt te maken aan het eigen onmiddellijke belang, dat in dit geval de exploitanten bevoordeelt.

De dood van hun strijd is dus opgenomen in hun strijd, hij is er consubstantieel mee. Het is, wat het ook mag lijken, diep individualistisch, en tekent zo zijn eigen nederlaag. Natuurlijk, vastgelopen in het moment, kijken diegenen die zowel verandering als hetzelfde willen, met een afkeurende blik naar iedereen die zich niet aansluit bij hun strijd. Ze zien het als « gesloten », « egoïstisch »… maar hoe zouden ze reageren als, geconfronteerd met « buren » die op een paar honderd meter afstand staan, een van hen zou vragen een petitie te ondertekenen om een antenne te ontmantelen… die hun netwerk verzorgt. Zou het altijd zo open zijn?

En wat zou er gebeuren als degenen die hier vanavond aanwezig zijn om de bouw in hun buurt te verhinderen, degenen die verder weg staan inlichten over de schadelijkheid van de antennes in de buurt van hun huizen, en dat deze laatsten anderen inlichten, en deze dan nog anderen(2)… Als iedereen wist hoe schadelijk basisstations zijn? Wat als mijn belang ook het belang van anderen was? Dit zou noodzakelijkerwijs een keuze van de maatschappij impliceren en de mogelijkheid van het verdwijnen van wat schadelijk is. Een echt democratisch debat.

Wie wil het echt? Wie wil « achteruit » gaan, en deze mars van « vooruitgang » weigeren, die schijnbaar niet te stoppen is omdat we hem aanvaarden?

Alexandre Penasse

Notes et références
  1. On ne parle désormais presque plus de GSM et la « nécessité » du smartphone semble se généraliser.
  2. Rôle facilitateur qui devrait être celui d’un média, et que seul les médias libres peuvent remplir.

Espace membre

Leden