Waarom zoveel haat?

Illustré par :

De terreuraanslagen in Parijs begin dit jaar hebben, net als die op het Joods Museum in Brussel een jaar geleden, terecht een unanieme golf van medeleven met de slachtoffers en verontwaardiging over de daden van haatdragende fanatici teweeggebracht. Om de ongeruste bevolking gerust te stellen, werden onmiddellijk strengere veiligheidsmaatregelen genomen en werd het jihadistisch milieu in het oog gehouden. Op de golven van de terechte emotie die ons allen in zijn greep heeft, zijn voorstellen ter voorkoming van een herhaling van deze misdadige aanslagen op de spits gedreven.

Hoe kunnen wij voorkomen dat jongeren uittreden en zich laten verleiden tot gewapende betrokkenheid in conflictgebieden? Hoe kunnen wij het godsdienstonderwijs controleren dat in ons land wordt gegeven door radicale imams die doordrongen zijn van een oorlogszuchtige lezing van de Koran? Hoe kunnen we de integratie van jongeren met een immigrantenachtergrond verbeteren, zodat zij onze waarden delen en haatzaaiende taal afwijzen?

Al deze vragen zijn legitiem en relevant. Maar zijn ze voldoende om met de realiteit van vandaag om te gaan? Ik ben persoonlijk overtuigd van het tegendeel. Het gaat er hier niet om een excuus te vinden voor gruwelijke daden, maar het is zeker nuttig om ons af te vragen wat de onderliggende oorzaken zijn van de neiging van jongeren om de maatschappij waarin zij leven te haten. Misschien moeten wij, wij die trots onze waarden van rechtvaardigheid, vrijheid en gelijkheid verkondigen, toegeven dat het voor een jongere van Arabische afkomst niet gemakkelijk is om in onze oprechtheid te geloven. De houding en de besluiten van de door ons gekozen politici lijken vaker te worden ingegeven door economische en strategische belangen dan door eerbied voor democratische waarden en idealen.

De enthousiaste uitlatingen tijdens de volksopstanden tegen autoritaire en repressieve regimes in de Arabische landen, in naam van diezelfde democratische waarden, hebben naarmate de gebeurtenissen zich ontvouwden, in het beste geval plaatsgemaakt voor een beschaamd fatalisme, in het slechtste geval voor een cynisch realisme. In Egypte is de terugkeer aan de macht van voormalige hoogwaardigheidsbekleders van het afgezette regime verwelkomd door Europese regeringen die in verlegenheid zijn gebracht door de verkiezing van een vertegenwoordiger van de Moslimbroederschap tot president. De bloedige repressie en de onrechtvaardige veroordelingen van de leiders van deze beweging schijnen de westerlingen nauwelijks te beroeren.

In Libië is chaos ontstaan ten voordele van gewapende facties en er zijn weinig tekenen van verbetering aan de horizon. Er zij aan herinnerd dat de situatie het resultaat is van een Europese militaire interventie die werd gelanceerd met veel humanitaire overwegingen, alsof de olierijkdommen van het land niets voorstelden.

Wat Syrië betreft, horen we in 2013 nog de onverstandige woorden van verschillende Belgische politici die het vertrek en de inzet van jongeren van Arabische origine tegen de regeringstroepen van Bashar El Assad toejuichen, waarbij mevrouw Laurette Onckelinx niet aarzelde om hen te vergelijken met de jongeren die aan de zijde van de Republikeinen in de Spaanse oorlog in de internationale brigades werden ingeschreven.

Maar afgezien van de flagrante tegenstrijdigheden tussen woorden en daden is er nog een andere constatering die onvermijdelijk elke jongere die een referentiepunt zoekt, moet choqueren en in opstand moet brengen. Het is voor hem gemakkelijk in te zien dat in de ogen van westerse politici en commentatoren in de rechtse pers het leven van een Europeaan of een Amerikaan in feite waardevoller is dan dat van een Arabier. De dood van Europese of Amerikaanse soldaten in een hinderlaag in Afghanistan of Irak haalt het nieuws. De dood van honderden onschuldige burgers die door Amerikaanse drones zijn gedood in Pakistan, Jemen en Somalië, landen die niet in oorlog zijn met de VS, wordt niet genoemd of zelfs genegeerd. Is het bekend dat bij gerichte drone-moorden ten minste evenveel onschuldige burgers zijn gedood als bij de aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten? Bij talloze gelegenheden hebben drones kinderen, bejaarden, reddingswerkers en deelnemers aan begrafenisstoeten gedood(1).

Het officiële standpunt dat drone-aanvallen chirurgische aanvallen zijn met een ongeëvenaarde precisie en doeltreffendheid is een sinister fabeltje om het geweten te sussen. Het enige humanitaire voordeel van drones is dat zij geen risico inhouden voor degenen die de operaties initiëren en leiden. Het is oorlog zonder doden aan de kant van de aanvallers, die duizenden kilometers van hun slachtoffers verwijderd zijn. Wanneer de « operatoren » (drone piloten) met basis in Nevada (militaire basis Creech) vuren op gebieden aan de andere kant van de wereld, weten zij niet dat zij doden. Anderzijds weten de vrouwen en kinderen van Jemen en Somalië, die dag en nacht in doodsangst leven vanwege de Amerikaanse drone-aanvallen, heel goed wie hen terroriseert.

Zowel in de Verenigde Staten als in Europa maakt de pers zelden melding van deze geheime drone-oorlog die door de Amerikaanse regering wordt gevoerd. Pas toen Barack Obama in april erkende dat in januari twee westerse gijzelaars waren gedood, konden critici van het Amerikaanse aanvalsprogramma reageren. De Europese pers is nauwelijks uit haar slaap ontwaakt om melding te maken van de publicatie door de website The Intercept van een vertrouwelijk document waaruit blijkt dat de Amerikaanse basis Ramstein in het zuidwesten van Duitsland een van de zenuwcentra van het Amerikaanse drone-programma herbergt(2). De Ramstein-locatie herbergt een satellietrelaisstation dat Amerikaanse operatoren in staat stelt op afstand te communiceren met hun vliegtuigen die actief zijn in Jemen, Somalië, Afghanistan en andere doellanden. Een andere locatie is gepland in Italië, op de Amerikaanse basis in Sigonella, om als vervanging voor het Ramstein-complex te dienen en zo één enkel punt van potentiële mislukking te vermijden.

De ontkenningen van de Duitse regering en het beschaamde stilzwijgen van de Europese ambtenaren kunnen de waarnemers die ook maar enigszins kritisch staan tegenover het antiterrorismebeleid dat sinds 2001 wordt gevoerd, niet lang voor de gek houden, en zeker niet degenen die, al dan niet van Arabische afkomst, een emotionele band of gewoon een beetje empathie hebben met de onschuldige slachtoffers van het staatsterrorisme dat door de Verenigde Staten met de technische hulp van de Europeanen is ingevoerd.

Marjorie Cohn, hoogleraar aan de Thomas Jefferson Law School en plaatsvervangend secretaris-generaal van de International Association of Democratic Lawyers, concludeert: « Zolang wij landen met een moslimbevolking binnenvallen, hun grondgebied bezetten, hun burgers martelen en hen vermoorden met drones, zullen wij niet vrij zijn van terrorisme.

Paul Lannoye
Voorzitter van de Grappe vzw

Notes et références
  1. Rapport du CFR (US Council of Foreign Relations), cité par Marjorie Cohn dans un ouvrage récent: «Drones andtargeted killing: legal, moral and geopolitical issues», Olive Brauch Press, décembre 2014. Voir également «Le drone, arme d’intrusion massive», Kairos avril-mai 2015.
  2. Dans la presse francophone, seuls Le Monde et le Courrier international, qui lui a consacré son dossier hebdomadaire (n° 1279 du 7 au 12 mai 2015), ont relayé l’information.

Espace membre

Leden