HAND OP DE STAD

PARTIE 1 : LE DOSSIER JOSAPHAT : PAD AMBIGUÏTÉ ?

Illustré par :

Schaarbeek, zaterdag 25 april. Bulldozers en graafmachines verstoren de stilte en rust van de woestenij van Josaphat en graven een 140 meter lange en 7 meter brede sleuf midden in een natuurgebied. Volgens de voorzitter van het Gewest, Rudy Vervoort, ging het om « kleine nivelleringswerken » die slechts bij een handvol buurtbewoners voor opschudding zouden hebben gezorgd en waarvoor geen bouwvergunning nodig was. Om op het emotionele vlak verder te gaan, betreurt de Minister van het Gewest het gebrek aan communicatie over deze werken, die « zeer gevoelige reacties hebben uitgelokt » bij bepaalde actoren die « hun kalmte en kalmteniet konden bewaren »(1). Nou en? Een onschuldige gebeurtenis, gedramatiseerd door naturalisten? Hoe onbeduidend ze ook mogen zijn, volgens Rudy Vervoort trokken deze nivelleringswerken de aandacht van de journalisten en de minister-president van het Gewest had er geen idee van dat deze geul ons zou toeschijnen als een stuk draad dat uit een geknoopte zak stak, een stuk touw waaraan men moest beginnen te trekken om de rest te ontwarren…

Dit litteken is gegraven op de plaats waar de toekomstige toegangsweg tot het terrein zal komen, en de SAU, Société d’Aménagement Urbain, is er verantwoordelijk voor. De SAU is sinds 2005 eigenaar van het terrein, nadat ze het in 2006 van de NMBS had gekocht, en wacht op groen licht van het Gewest om een nieuw PAD (Master Development Plan) op te starten. De PAD’s, die in de vier hoeken van de stad tot bloei komen, zijn instrumenten voor stadsontwikkeling met regelgevende waarde die afwijkingen van bepaalde regels mogelijk maken om bouwprojecten te versnellen. Het is duidelijk dat de PAD’s een uitkomst zijn voor projectontwikkelaars, die zo verlost worden van beperkende maatregelen die de verwezenlijking van projecten in de weg staan (zoals de hoogte van gebouwen, die veel hoger kan zijn dan wat in de PRAS is bepaald(2)). Er zijn er momenteel een tiental in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De recente proliferatie van PAD’s sinds de CoBAT(3)4‑hervorming in 2017 is tekenend voor een systeem dat berust op informele collusie tussen de overheidsadministratie en de vastgoedontwikkelingssector. In dit opzicht is de braakliggende Josaphat-wijk een schoolvoorbeeld om een beter inzicht te krijgen in de problematiek van de stadsontwikkeling in Brussel, een sector die georganiseerd is in een uitgebreid en complex netwerk van overheids- of semi-overheidsbedrijven, met elkaar verbonden door sleutelfiguren, die vaak nauw verbonden zijn met de wereld van de politiek. Het openen van het Josaphat dossier is als het openen van de doos van Pandora van de Brusselse stedenbouw.

EEN GEBREK AAN TRANSPARANTIE

Het eerste kenmerk van de TBP’s is het gebrek aan doorzichtigheid rond het project. In het geval van het braakland Josaphat zijn de procedures inderdaad zeer ondoorzichtig en wordt de vaagheid over de financiering van het project opzettelijk in stand gehouden: wij weten absoluut niets over de economie van het project, en de pogingen om de sluier op te lichten zijn dode letter gebleven, onder het voorwendsel van niet  » de procedures van de concurrentiegerichte dialoog in gevaar te brengen », zo kreeg een voormalig IEB-lid te horen toen hij Marie Vanhamme, die bij de SAU verantwoordelijk is voor het Josaphat-project, een vraag stelde. Het is bijvoorbeeld onmogelijk te weten hoe de overdracht van grond tussen de openbare en de particuliere sector zal worden georganiseerd, aangezien het project voorziet in 55% particuliere huisvesting (en slechts 45% openbare huisvesting) op grond die eigendom is van het Gewest! Deze vragen werden gesteld tijdens het openbaar onderzoek, maar kregen geen bevredigend antwoord… Deze ondoorzichtigheid verhindert een duidelijke en precieze visie op de financiële opzet van het project en vormt een echte aanval op de controle van de burgers over de ontwikkeling van het Brussels grondgebied.

EEN ANTI-DEMOCRATISCH PROJECT

Het openbaar onderzoek zelf is herhaaldelijk bekritiseerd, met name door leden van Inter-environnement Bruxelles die een democratisch tekort in de raadplegingsprocedure van de burgers aan de kaak stellen, met name wegens de complexiteit van de documenten die als basis voor het openbaar onderzoek hebben gediend. Een dossier van bijna duizend bladzijden werd immers toegezonden aan de inwoners van het district, die het in zeer korte tijd moesten lezen, aangezien het openbaar onderzoek slechts 2 maanden duurde, tussen 3 oktober en 2 december 2019. Anderzijds bestaat dit dossier uit verschillende delen, waaronder een strategisch en een regelgevend deel: de meeste gevoelige maatregelen, zoals de bescherming van de biodiversiteit, zijn opgenomen in het strategische dossier en niet in het regelgevingsdossier, hetgeen betekent dat zij niet bindend zijn en terzijde kunnen worden geschoven. Het onderscheid tussen deze twee delen van het dossier is niet altijd duidelijk voor de (meestal) neofiete inwoners van het district. Dit onderscheid is echter zeer belangrijk, want het is duidelijk dat het regelgevende gedeelte veel korter is (slechts 14 bladzijden) om ontwikkelaars speelruimte te geven, wat de bewoners uiteindelijk weinig garanties biedt op het gebied van de kwaliteit van het bestaan en de bescherming van de biodiversiteit.

Maar dat is nog niet alles: de milieudeskundedocumenten die tijdens het openbaar onderzoek ter beschikking van de burgers worden gesteld, zijn niet alleen ingewikkeld en moeilijk toegankelijk, maar ook van slechte kwaliteit en bevatten vertekende of onvolledige gegevens. Dit geldt met name voor het milieu-effectrapport (MER) en de « niet-technische » samenvatting daarvan (NTS) die, ondanks de geruststellende titel, geen duidelijk beeld geeft van de milieu-effecten van het Josaphat-project. De ultieme hypocrisie: in deze documenten wordt zelfs beweerd dat het project een positieve invloed zou kunnen hebben op de biodiversiteit van de woestenij door de belofte om  » omhet te onderhouden en te ontwikkelen « .(4) Dit is een aberratie volgens natuurbeschermers, voor wie het project noodzakelijkerwijs zal leiden tot een verlies van biodiversiteit op het braakliggende terrein.

In tegenstelling tot wat het project beoogt, is er een echte leemte in de pseudo-democratische aanpak van het PAD Josaphat, aangezien de burgers slechts over onvolledige en gerichte informatie beschikken die hen niet in staat stelt zich een kritisch en weloverwogen oordeel over het project te vormen. De aankondiging van een openbaar onderzoek is symptomatisch voor een zuiver communicatieve aanwending van burgerparticipatie, waarbij transparantie en duidelijkheid niet aan de orde van de dag zijn.

PUBLIEK-PRIVATE COLLUSIE

Het andere problematische punt van dit project is de betrokkenheid van actoren met dubbelzinnige profielen en belangen, waardoor een vage scheidslijn blijft bestaan tussen openbaar beheer van het dossier en particuliere belangen. Dit is met name het geval voor Henri Dineur, ex-kabinetsdirecteur van Charles Picqué bij het Gewest in 2006, die nu werkzaam is in de stedenbouw. Hij is nu lid van de raad van bestuur van SAU. Wij willen duidelijk stellen dat het niet ons doel is om beschuldigingen te uiten ad personam, maar alleen om te wijzen op het probleem dat een man die een mandaat in het Gewest heeft bekleed, directeur wordt van een publiek-private vennootschap, waarvan de ontwikkelingsactiviteiten afhangen van een besluit van het Gewest. Het mandaat van de administrateur bij de SAU is des te strategischer omdat de SAU ook een evaluerende rol heeft in de procedure van de concurrentiegerichte dialoog die verschillende particuliere of semi-overheidsactoren in concurrentie brengt voor de gunning van een overheidsopdracht zoals die voor de Josaphat-site. Het zwavelrijke verleden van Henri Dineur kan echter terecht aanleiding zijn om vraagtekens te plaatsen bij het beginsel van neutraliteit dat normaliter aan de procedure van de concurrentiële dialoog ten grondslag zou moeten liggen. Een terugblik is nodig om onze lezers niet te verliezen.

HENRI DINEUR: PORTRET VAN EEN MAN MET EEN ZWAVELACHTIG VERLEDEN

2006. Dineur is Piqué’s manager. Deze advocaat van opleiding cultiveert de gave van alomtegenwoordigheid, » legt journalist Gwenaël Brëes uit.(5) Van 2000 tot 2006 zal hij als schepen van Sint-Gillis belast zijn met talrijke gemeentelijke bevoegdheden die hij zal kunnen combineren met zijn functies binnen de PS, zijn nieuwe regionale verantwoordelijkheden, alsook met diverse bestuursfuncties in overheids- of semi-overheidsbedrijven! Dineur wordt door zijn naasten omschreven als « een killer », een ongeremd, gewetenloos en onverbloemd onderhandelaar, die de projecten van zijn baas erdoor jaagt « . Na zijn electorale tegenslag — waardoor hij zijn zetel als gemeenteraadslid verloor — heeft Dineur midden in de legislatuur zijn functie bij het Gewest neergelegd en is hij in 2007 toegetreden tot de raad van bestuur van het Palais des Congrès n.v. in het kader van het Internationaal Ontwikkelingsplan(6). Tegelijkertijd beheert hij de herinrichting van het Heizelplateau binnen EXCS, een naamloze vennootschap die door de overheid wordt gefinancierd maar aan geen enkele democratische controle is onderworpen. In 2008 werd het bedrijf omgedoopt tot NEO scrl. Het doel is een particuliere ondernemingsstructuur te gebruiken om los te komen van de beperkingen van de democratische besluitvorming. Dit is een gangbare praktijk geworden in het CBR via naamloze vennootschappen en organisaties van openbaar belang (PIO’s). Negen jaar later nagelde de Rekenkamer(7) NEO wegens ongerechtvaardigde uitgaven: er waren twee creditcards aan Dineur ter beschikking gesteld, waarmee hij meer dan 10.000 euro aan reis- en representatiekosten kon betalen (tussen 2014 en 2015). Dineur wordt ook beschuldigd van niet-naleving van de wetgeving inzake overheidsopdrachten. Dineur zal zich rechtvaardigen door te zeggen « Ik was een ambtenaar zonder het te weten « (8).

Achter het PAD-instrument gaat de vraag schuil naar de banden tussen de aanbestedende dienst (die belast is met het beheer van een overheidsopdracht) en de wereld van de vastgoedontwikkeling. In het geval van het braakland Josaphat dat ons hier interesseert, is het probleem dus niet alleen de aanwezigheid van Henri Dineur in de Raad van Bestuur van de SAU, maar veeleer de mogelijke activering van een heel netwerk van handlangers onder een veelheid van openbare en particuliere actoren, via informele uitwisselingen. Ook al is er geen bewezen belangenconflict waarbij Henri Dineur betrokken is in het PAD Josaphat, het is het bestaan van een dergelijk netwerk dat problematisch is, en dat voldoende zou moeten zijn om de ethiek van dit project in twijfel te trekken.

HET NATURALIST-BETON-MAKER COMPLEX

Over ethiek gesproken, het beste moet nog komen. Zoals u ziet, is Henri Dineur een man met vele talenten. Sinds 2017 is hij ook algemeen directeur van AVES-Natagora. Nee, je hebt niet verkeerd gelezen. We kunnen het een tweede keer schrijven om het voordeel van de twijfel weg te nemen: Henri Dineur is sinds 2017 gedelegeerd bestuurder van AVES-Natagora, toen hij Emmanuel Sérusiaux verving aan het hoofd van de grootste vereniging van natuurkenners in Franstalig België. Maar tegenover de incoherentie van dit standpunt van « naturalist-betonwerker » waarop zijn tegenstanders hebben gewezen, heeft Dineur een manier gevonden om het te omzeilen door te pleiten voor stedelijke verdichting als middel om te voorkomen dat het platteland wordt aangetast om de biodiversiteit te behouden; een theorie die hij openlijk steunt in het redactioneel van het tijdschrift dat wordt uitgegeven door Natagora, waar hij schrijft:  » Laten we ons concentreren in de steden, de biodiversiteit op het platteland herstellen « (9). Waarom is dit argument ongerijmd? In de eerste plaats omdat het absurd lijkt om, wanneer men de natuur in het algemeen wil beschermen, te beweren dat de biodiversiteit in de stad moet worden opgeofferd om die van het platteland te behouden; maar vooral omdat er duizenden verlaten woningen zijn op het grondgebied van Brussel, die gewoon wachten om te worden gerestaureerd en opnieuw te worden gebruikt. Het is niet nodig om nieuwe te bouwen en de laatste overblijvende natuurgebieden in de stad te blijven aantasten.

ALS EEN HAAR OP DE SOEP

Maar alvorens kritiek te leveren op de inhoud van dit standpunt (dat verdedigbaar is, want Dineur is niet de enige die het in naturalistische kringen verdedigt), vraagt dit betoog eerst om een kritiek op de vorm: wat is het nut van dergelijke commentaren in het redactioneel van een naturalistisch tijdschrift? Deze verwijzing naar stedelijke verdichting komt als een verrassing in een tijdschrift dat gewijd is aan een publiek dat geïnteresseerd is in natuur, en niet aan specialisten op het gebied van stadsplanning. Het bevorderen van stedelijke verdichting als middel tegen de kunstmatige inrichting van het land, die de vernietiging van de biodiversiteit op het platteland veroorzaakt… Dit is onherstelbaar grotesk en getuigt van een totale verwarring van de rollen(10). Met andere woorden, het probleem is niet zozeer om een dergelijk argument op zich te verdedigen, maar veeleer om te weten dat het indirect de belangen kan dienen van degene die het argument aanvoert. Met andere woorden, wanneer Dineur zijn hoofdartikel voor Natagora schrijft, welke rol neemt hij dan op zich? Met wie spreek ik? Is het de natuurliefhebber, de projectontwikkelaar, of de UAA-beheerder? Waarschijnlijk een beetje van alle drie, maar als je weet dat de website waarnemingen.be, die alle waarnemingen opsomt en een referentie is onder natuurkenners, wordt beheerd door de vereniging Natagora, is het duidelijk dat Dineur er een zekere politieke macht aan ontleent die mogelijk zijn belangen kan dienen.

WELKE TEGENMACHTEN?

De uitdaging bestaat er dus in de gevolgen te kunnen beoordelen van deze veelheid van hoeden die naar believen kunnen worden op- of afgezet, afhankelijk van het onderwerp dat wordt behandeld. In het geval van de Josaphat-zaak verdedigt hij zich tegen elke beschuldiging van belangenconflict door te beweren dat hij niet betrokken is bij het debat over de Josaphat-woestijn, noch bij de SAU, noch bij Natagora:  » Voor de goede orde wijs ik erop dat wanneer dit soort kwesties in de UAA wordt behandeld, ik mij onthoud van deelname. Wat Natagora betreft, ik heb zelf onze statuten laten wijzigen omdat zij op dit punt onduidelijk waren. « Hij rechtvaardigt zichzelf na te zijn uitgedaagd door een naturalist op een openbaar forum.(11) Volgens hem zou zijn goede trouw volstaan om elke verdenking van belangenconflict uit te sluiten. Bij nadere beschouwing van de wijzigingen die in de statuten zijn aangebracht sedert Dineur directeur van Natagora is geworden, is van een dergelijke wijziging evenwel geen spoor te bekennen. Sommige artikelen over het beheer van het onroerend goed van Natagora zijn weliswaar gewijzigd, maar het artikel over belangenconflicten is hetzelfde gebleven en toen wij meer wilden weten over de mechanismen van tegenmacht binnen de Raad van Bestuur van Natagora, kregen wij te horen dat « Als er een vermoeden van belangenverstrengeling bestaat, wordt de betrokkene verzocht de kamer te verlaten wanneer de zaak wordt besproken . Dus niets is in steen gebeiteld. Met andere woorden, als Dineur werkelijk had gewild dat de statuten grondig zouden worden gewijzigd op het punt van belangenconflicten, had hij de middelen om dat te doen. Haar lobby tegen belangenconflicten had dus radicaler kunnen zijn. Als hij dus als voorzitter van Natagora evenveel energie steekt in het verdedigen van het braakland van Josaphat als in het voorkomen van belangenconflicten binnen de vereniging als lid van de raad van bestuur… kunnen de projectontwikkelaars gerust zijn!

KLOKSPELEN: EEN INSTRUMENT VOOR INDIRECTE CENSUUR

Deze houding, die duidelijk van een afwachtende houding getuigt, is kenmerkend voor de rol die Henri Dineur als voorzitter van Natagora in de zaak Josaphat zou kunnen spelen (of liever niet zou spelen) : hoewel niemand hem ervan verdenkt de vereniging in de weg te staan, bijvoorbeeld door haar te beletten een eventueel beroep tegen het PAD van Josaphat in te stellen, is het moeilijker te geloven dat hij degene zou zijn die een dergelijke rechtszaak zou aanspannen. Er is geen sprake van rechtstreekse censuur van de kant van Dineur, maar veeleer van vrijwillige inertie, die van invloed is op de onderhavige kwestie. Dineur is gewend aan dit soort procedures en weet iets wat anderen niet weten: tijd is de beste bondgenoot om elk activisme dat een beetje te democratisch is (en roekeloos genoeg om gerechtelijke stappen te ondernemen) te overwinnen. In de sector stadsontwikkeling is tijdrekken een klassieke strategie die haar waarde reeds heeft bewezen, zoals wij in een ander deel van dit dossier zullen zien.

Hoewel hij zich binnen Natagora niet openlijk verzet tegen het juridisch activisme tegen de PAD van Josaphat, geeft zijn positie als voorzitter en directeur van de vereniging hem enige macht over het bestuur van de organisatie. De standpunten die zij inneemt in de Raad van Bestuur, de onderwerpen die zij op de agenda plaatst, haar gewicht in de beraadslagingen, de stemming over de begroting van de vereniging… al deze bestuursinstrumenten kunnen materiële gevolgen hebben voor de organisatie en bijvoorbeeld tot uiting komen in de personele middelen, die vervolgens een directe invloed hebben op de activiteiten van de vereniging. Het personeel en de tijd die nodig zijn om een beroep in te stellen, mogen echter niet worden verwaarloosd naast de uitoefening van de « gewone » activiteiten van de vereniging. Door de macht te hebben om dergelijke organisatorische beslissingen te beïnvloeden, brengt Dineur zichzelf in een lastige positie, en zoals een VZW-lid samenvatte: « Het probleem is dat Dineur de status van voorzitter heeft… Ik zou het echt vreselijk vinden om in zijn schoenen te staan.

COMPLEXE VERHOUDINGEN

Maar hoewel het geval van Dineur vragen oproept, zou het niet eerlijk zijn om de vereniging in diskrediet te brengen. Integendeel, de beroering die is ontstaan door het hoofdartikel van de voorzitter heeft intern veel vragen opgeroepen: niet alle werknemers delen het standpunt van de voorzitter over stedelijke verdichting. « Tot nu toe hadden we nooit echt een standpunt ingenomen over de bescherming van de natuur in de stad, en het Josaphat-dossier heeft ons in staat gesteld om collectief te gaan denken »(12). Naar aanleiding hiervan werd een werkgroep zonder Henri Dineur opgericht om te trachten een collectief standpunt te ontwikkelen over de kwestie van de bescherming van de biodiversiteit in het stedelijk milieu. De waarheid is dat Natagora niet voldoende gewapend is om zijn CEO rechtstreeks aan te pakken. Enkele jaren geleden kende Natagora financiële moeilijkheden die waarschijnlijk hebben geleid tot een afhankelijkheidsrelatie of op zijn minst een gevoel van verantwoordelijkheid jegens de voorzitter. Vandaag steunt het bestuur van de vereniging hem in al zijn functies en heeft unaniem voor hem gestemd (20 leden, 20 stemmen bij handopsteking…), wat hem een sterke legitimiteit geeft. De complexiteit van de situatie waarin Natagora zich bevindt ten opzichte van haar CEO mag niet worden onderschat. Eén ding is echter zeker: Dineur is niet gespeend van flair en plaatst zijn pionnen methodisch op het schaakbord. Haar positionering is altijd strategisch. Zoals Gwenaël Breës het samenvat, hij heeft de gave van alomtegenwoordigheid en heeft misschien wel een voorsprong op de zaak Josaphat…

EEN UTILITAIRE RELATIE MET DE NATUUR

Op dit moment heeft de Regionale Ontwikkelings Commissie een negatief advies uitgebracht(13) Dit is bemoedigend vanuit het oogpunt van de natuurliefhebbers, aangezien de Josaphat-site een van de laatste dergelijke sites in het CBR is, « Het iseen unieke plek, de laatste grote woestenij van Brussel, » legt natuurkenner Benoît de Boeck uit. Het belangrijkste kenmerk, dat een van de redenen is voor de rijke biodiversiteit, is dat het een open ruimte is met verschillende milieus, zoals vijvers, heggen en dijken, waardoor soorten die van dit soort open ruimte houden, zoals trekvogels of wilde bijen(14), naast elkaar kunnen bestaan. Door de bouw van torens en hoogbouw toe te staan, dreigt het PAD deze openheid drastisch te verminderen en de in het project geplande groene ruimten zullen het niet mogelijk maken de op het braakliggende terrein aanwezige biodiversiteit in stand te houden. Het project zal hoogstens de terugkeer van een « banale » biodiversiteit mogelijk maken, bestaande uit duiven, eekhoorns en mussen, die de plaats zullen innemen van libellen, vliegenvangers en blauwe reigers… Zoals een natuurkenner uitlegt: « Biodiversiteit in parken is geen biodiversiteit. Gazons zijn ecologische woestijnen vergeleken met de vegetatie van het braakland. « . Met andere woorden, de natuur wordt niet behouden voor wat zij is, maar in naam van de voordelen die de mens eraan ontleent, hetgeen verklaart waarom zij geen voorrang krijgt boven de economische belangen van een handvol projectontwikkelaars. De biodiversiteit van het braakland is niet erg rendabel en weegt niet zwaar op tegen de belofte van een gezuiverde natuur, bestaande uit parken en groene daken, zolang sommige mensen er maar van kunnen profiteren. Kunnen we dus echt spreken van een nieuw paradigma, zoals Dineur in zijn Natagora-redactioneel beweert? Of zijn de recente werkzaamheden op het braakliggende terrein van Josaphat slechts een demonstratie van de eeuwige terugkeer van hetzelfde oude liedje, waarbij de natuur zonder wroeging wordt opgeofferd aan de onverzadigbare honger/opbrengst van projectontwikkelaars? En welke andere opofferingen zijn de naam van de ADP’s? Wordt vervolgd in de volgende aflevering…

Scandola Branquet

Notes et références
  1. Commission Territoriale de Développement, 11 mai 2020, réponse de Rudy Vervoort à l’interpellation des représentant.e.s de partis sur la question des travaux de la friche Josaphat : https://youtu.be/FFvZGj6uHAc?t=2796 ou p.12 : http://weblex.irisnet.be/data/crb/biq/2019–20/00096/images.pdf.
  2. PRAS : Plan Régional d’Affectation des Sols. C’est le règlement ordinaire, la règle du jeu de base de l’urbanisme en RBC. Par rapport au PRAS, les PAD ont une valeur dérogatoire.
  3. Code Bruxellois de l’Aménagement du Territoire.
  4. Perspectives Brussels, Résumé Non-Technique (fourni par ARIES consultants), « incidences du plan sur la faune et la flore », p.55, disponible en ligne : https://perspective.brussels/sites/default/files/documents/rie_josaphat_02_rnt_fr.pdf
  5. Voir Gwenaël Breës, Bruxelles-Midi, l’urbanisme du sacrifice et des bouts de ficelle, Aden, 2009.
  6. Le PDI est un programme d’urbanisme présenté par Charles Picqué et visant à faire renforcer l’identité de Bruxelles comme capitale de la Belgique sur la scène européenne et internationale à travers de grands projets comme la construction d’un palais des congrès : https://www.ieb.be/Le-Plan-International-de
  7. 22ème Cahier de la Cour des comptes, Session ordinaire 2017–2018, adressé au Parlement de la RBC, p. 178 (disponible en ligne)
  8. La Meuse, 12 décembre 2017, « Henri Dineur (Neo) : «J’étais mandataire public sans le savoir» »
  9. Magazine de Natagora n°96 mars-avril 2020, édito : Vers un Nouveau Paradigme ?, Henri Dineur
  10. Voir Ezelstad/La cité des ânes, Densifier la ville pour sauver les campagnes ?, 15 mai 2020
  11. https://groups.google.com/forum/?hl=fr#!searchin/aves-contact/dineur%7Csort:date/aves-contact/HzxuS8-59OE/DQjawCeACwAJ
  12. Propos recueillis auprès d’un membre de Natagora, qui désire rester anonyme.
  13. Avis de la Commission régionale de développement, 30 avril 2020, PAD Josaphat : http://www.crd-goc.be/wp/wp-content/uploads/20043_1988AD_PAD_JOSAPHAT_20200430.pdf.
  14. Podcast Par Ouï-dire, RTBF, Il faut sauver la friche Josaphat, 29 novembre 2019, disponible en ligne : https://www.rtbf.be/auvio/detail_par-ouidire?id=2571768.

Espace membre

Leden