EN ALS WE STOPPEN MET HET GELOVEN IN GERUSTSTELLENDE FABELS?

Illustré par :

Na een lange periode van ontkenning worden de wereldwijde ecologische onevenwichtigheden steeds duidelijker en wetenschappelijk bevestigd. Het aantal klimaatongevallen is de laatste jaren explosief gestegen en bevestigt het gevoel dat iedereen heeft: in de jaren 2000 zijn er 15 keer meer natuurrampen gebeurd dan in de jaren 1950. 

Voorts blijkt uit het recente WWF-rapport dat de Living Planet Index, een indicator van de toestand van de biodiversiteit in de wereld, tussen 1970 en 2010 een afname laat zien van 39% voor terrestrische soorten, 76% voor zoetwatersoorten en 39% voor mariene soorten. Het areaal en de integriteit van natuurlijke habitats in de meeste delen van de wereld blijven achteruitgaan. Over de hele wereld vertoont het grondwater, dat door de mens voor 734 km³ per jaar wordt gebruikt, tekenen van uitputting en bevinden de meeste rivieren zich in een crisissituatie. 

Om het hoofd te bieden aan deze ecologische uitdagingen, die hun weerga in de geschiedenis van de mensheid niet kennen, worden wij geconfronteerd met drie soorten discours die meer weg hebben van geruststellende fabels dan van voorstellen tot actie. 

Deze drie fabels zijn: 

  • Voor de gelukzalige optimisten, die van technologie en wetenschap die alles zullen oplossen omdat de menselijke vindingrijkheid oneindig is;
  • Voor de naïevelingen is het « het kleine gebaar om de planeet te redden dat ieder van ons kan maken »;
  • Voor serieuze en realistische mensen, die van duurzame ontwikkeling, die toekomstige generaties zal beschermen. 

Zoals alle fabels vertellen ze mooie verhalen die we willen geloven omdat ze ons een veilig gevoel geven en niet veel moeite of nadenken vergen, maar ze hebben niets met de werkelijkheid te maken. 

Optimisten, die geloven in een wetenschap die alle antwoorden heeft, vertrouwen op een externe kracht om ecologische problemen op te lossen die zij niet begrijpen. Hun houding, terwijl ze beweren rationeel te zijn, is diep irrationeel. Als erfgenamen van Descartes, die de mens als meester over de natuur zag, begrijpen zij niet dat wij, door in te grijpen in ecosystemen en de levende wereld, ongecontroleerde reacties uitlokken die kunnen leiden tot resultaten die tegengesteld zijn aan die welke wij nastreven. Een goed voorbeeld is de bemesting van de oceanen om de klimaatverandering af te zwakken. Door nutriënten in zeeën te dumpen, waar de concentratie fytoplankton laag is, hoopt men deze concentratie en bijgevolg de vastlegging van CO2 te verhogen. Dergelijke experimenten die de afgelopen 20 jaar zijn uitgevoerd, hebben teleurstellende resultaten opgeleverd: het bemesten van de oceaan om CO2 vast te leggen, is minder doeltreffend gebleken dan verwacht en de verstoring van het mariene milieu was zo verontrustend dat het Verdrag inzake biologische diversiteit in 2008 een moratorium op dit soort technieken heeft ingesteld.

In feite is er nooit een eenvoudig technologisch antwoord op een ecologisch probleem, dat van nature complex is. Elke strikt technologische reactie genereert een nieuw probleem dat vaak erger is dan het oorspronkelijke.

De tweede fabel, die van het « kleine gebaar om de planeet te redden », suggereert dat iedereen dingen kan veranderen door concrete dagelijkse gebaren: het water niet uit de kraan laten lopen wanneer je je tanden poetst; het licht uitdoen wanneer je je kantoor verlaat; of een extra trui aantrekken in plaats van de thermostaat één graad hoger te zetten wanneer je het koud hebt. Dit alles is leuk en relevant en verdient geen diskrediet. Anderzijds heeft de poging om onze medeburgers bewust te maken door zich te beperken tot dit soort praatjes, als belangrijkste effect dat wordt gesuggereerd dat de som van individuele acties het juiste antwoord is op de huidige ecologische uitdagingen, alsof collectieve actie nutteloos is en politieke invloed onbestaande. Bovendien, hoewel deze fabel in eerste instantie aantrekkelijk kan zijn, blijkt hij spoedig belachelijk voor de nadenkende mens. Het heeft dus een demobiliserende functie, ongetwijfeld onbedoeld, maar des te verontrustender omdat het de betrokken sociaal-economische en politieke mechanismen versluiert. 

Duurzame ontwikkeling gaat voorbij aan de eindigheid van hulpbronnen en verwerpt elk idee van zelfbeperking 

De derde fabel, die van de duurzame ontwikkeling, tenslotte, is de meest verderfelijke, omdat zij door alle beleidsmakers in de wereld wordt gedragen. Het is dus een officiële fabel, onderschreven door de wetenschappelijke gemeenschap en de multinationale milieubeschermingsagentschappen, maar het blijft een fabel. Duurzame ontwikkeling wordt gedefinieerd als een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van het heden zonder het vermogen in gevaar te brengen om te voorzien in de behoeften van toekomstige generaties. In feite is het een schijnbaar verantwoordelijk en genereus concept dat het essentiële weglaat om iedereen te ontzien en in werkelijkheid niets te veranderen. Zij negeert de eindigheid van de hulpbronnen, stelt de behoeften waaraan moet worden voldaan niet ter discussie en verwerpt elk idee van zelfbeperking. Zij vertrouwt op de markt en de vrijhandel, zoals die door de rijke landen zijn opgelegd, en vertrouwt op technologische innovatie om ervoor te zorgen dat de economische ontwikkeling deugdelijk is. Hoewel ontwikkeling een plastisch woord is geworden, betekent het in deze context duidelijk een voortdurende groei van de economische activiteit en, als gevolg daarvan, een groei in de kunstmatige vervaardiging van ecosystemen en levensstijl. 

Toch is het deze groeidynamiek die de hulpbronnen uitput, vervuilt en gemeenschappelijke goederen zoals biodiversiteit, de lucht die we inademen en het water dat we drinken, vernietigt. De illusie in stand houden dat het streven naar economische groei in landen die reeds de hulpbronnen van de planeet overconsumeren legitiem en heilzaam is, onder het mom van duurzame ontwikkeling, is een zelfmoordbedrog voor de hele mensheid. 

Het is logisch dat meer dan 20 jaar na de Top van Rio waarop de verdragen inzake biodiversiteit en klimaat werden aangenomen, de situatie nog steeds verslechtert en de mondiale ecologische voetafdruk nog steeds toeneemt onder impuls van de rijke landen die hun productie-consumptiemethoden niet hebben gewijzigd. 

Het is tijd om de troostende fabeltjes te vergeten en voor eens en voor altijd te erkennen dat de consumptiemaatschappij niet duurzaam is. De ontwikkelde landen hebben nu de kans om zich te ontdoen van onze verslaving aan groei, aangezien er geen groei meer is. Afzien van de groeidoelstelling en samen streven naar een betere levenskwaliteit is een absolute voorwaarde om de gestelde doelstellingen van klimaatbescherming, biodiversiteit en armoedebestrijding te kunnen verwezenlijken. 

Paul Lannoye

Espace membre

Leden