DE OPEN BRIEF VAN MARTINE WIJCKAERT AAN ALEXANDER DE CROO

Aangezien de wereld van de cultuur nog steeds in het slop zit, brengen wij de open brief van Martine Wijckaert in herinnering, die is gepubliceerd in het kader van de bezetting van het Nationaal Theater. Het dateert van 13 april, maar aangezien Codeco zich vrijdag op de wereld van de cultuur richt, blijft het zeer actueel.

Een stad van zombies, Eerste Minister, wat een bewonderenswaardige prestatie is dat. Maar het is niet eens een tweede plaats waard.


Ik ga hier tot u spreken als een vrouw van het theater. Maar u moet weten dat de kunst van het theater in wezen een open hart is, een mond, ogen en oren die gericht zijn op de mens, een onophoudelijk, onuitblusbaar gesprek met de wereld waarvan wij, de cabaretiers, deel uitmaken.
Het is dus deze onuitsprekelijke substantie die hier ter discussie zal staan, een onuitsprekelijke substantie, mijnheer de Eerste Minister, die u vrolijk vertrapt met volmaakt cynisme.


Hier zitten wij dan, het afgelopen jaar, ineengedoken in een doos, onze hoofden gevuld met de martelende regelmaat van een ware hersenspoeling van cijfers en curven die de noodzakelijke en nooit afdoende inspanning van een solidariteit onderstrepen. Het woord doet me bitter glimlachen, want als het om solidariteit gaat, is het een façade. Uiteindelijk gaat het om een solidariteit op twee niveaus, die — zo nodig — uitdrukking geeft aan de ingrijpende keuzes die hier aan de orde zijn.


Wij dachten, bescheiden en naïef als wij zijn, dat de crash van deze pandemie eindelijk de doodsklok zou luiden voor het ultraliberale roofzuchtige gedrag dat ons aan de rand van de afgrond heeft gebracht. Voorlopig zijn u en de stralende Europese gemeenschap doof gebleven voor de herhaalde oproepen van een hele samenleving die niet lijdzaam wilde toezien hoe de ogreske activiteit van de onaantastbare financiën de levende wereld en haar biotoop verscheurde. Breekbaar, we zijn breekbaar. Maar dat deze broosheid een bron van mijmering en vruchtbare verwondering kon zijn, al was het maar voor een moment, was duidelijk een vrome wens. De verovering van alle terreinen van het leven staat dit niet toe; erger nog, deze verovering reduceert het begrip vooruitgang tot het niveau van een perfide wapen, een middel om mensen te scheiden en brutaal te verdelen. Voor sommigen een wapen van absolute suprematie, voor anderen is vooruitgang onvermijdelijk geworden, een paradox die even cynisch als vulgair is.


Ja, zeker, er zijn diepgaande keuzes aan het werk, die van verdeling, van segmentarisering, ik zou durven zeggen van castratie. De periode van de eerste opsluiting had ons echter in een toestand van gedwongen verbijstering gebracht, ons hulpeloos achterlatend bij ons onvermogen om eenvoudigweg te zijn. En dit was waarschijnlijk een goede zaak, althans het besef dat stoppen mogelijk was, waarschijnlijk zelfs dat luisteren en overwegen nog bestond. Helaas werd al snel duidelijk dat de systemen in hun huidige vorm niet zouden toestaan dat deze herwonnen feiten in de praktijk zouden worden gebracht; de lobby’s zijn machtig en de politieke mechanismen hun gewillige gijzelaars. Moorddadige blindheid, vernedering. En het opzetten van een zeer slechte soap vol valse spanning, maar waarin zal blijken dat de zwakkeren nog zwakker zullen worden, de gratisen streng zullen worden vervolgd, de menselijke tijd als nooit tevoren zal worden vertrapt, het werk steeds meer zal worden mishandeld, beroofd van de laatste restjes van zijn adel, met name door de buitensporige veralgemening van telewerk, een wapen van een nieuwe gijzeling van ons leven en een verontrustende verloedering van de ruimten, zonder de vertraagde « neveneffecten » mee te tellen: steeds meer in zichzelf gekeerd zijn, ongebreideld individualisme, betonnering van het plein, kortom een notoir metafysisch tekort…


Het is waar, premier, u vertrapt ons. De lange termijn is van weinig belang voor uw zuiver economische filosofieën, die beter geschikt zijn voor de wreedheid van een stapsgewijze aanpak.


Hoe kan anders de hardnekkige verwaarlozing door de regering van de gezondheidssector worden verklaard, die in sneltreinvaart is geprivatiseerd en als kanonnenvoer in de frontlinie is gegooid en van alles tekort komt. Aan het einde van de « eerste golf » had men terecht kunnen denken dat de les eindelijk was geleerd, dat gezondheid en de menselijke en materiële middelen die daarvoor nodig zijn een recht zijn, een feit van beschaving, kortom een plicht van de staat. Maar dat was niet het geval, het winstbejag bleef onaangetast, de privatisering van de gezondheidsstelsels werd niet in vraag gesteld en het was heel aangenaam ons de schuld in de schoenen te schuiven, ons te behandelen als onverantwoordelijke kinderen van wier houding de goede werking van de ziekenhuizen afhing…


Hoe kan men anders de complete puinhoop verklaren die de vaccinatie beheerst en die fier achteruitgaat, als men daarin niet de grote wanorde ziet van een botte onvoorbereidheid, alsmede de schadelijke gevolgen van een politiek orgaan dat volledig ondergeschikt is aan de lobby’s (in dit geval de farmaceutische).
Het is waar dat regeren vooruitzien is en politiek, laten wij Plato niet vergeten, die tot doel heeft voor de ziel van de burgers te zorgen, is de wetenschap van het goede in het algemeen. Helaas zijn we daar nog ver van verwijderd.


Intussen zijn sinds een jaar alle gebieden die de sociale band in onze samenlevingen verzekeren ondermijnd, of erger nog, ontkend. Ik denk natuurlijk aan cafés, restaurants, concertzalen, theaters, bioscopen, alle plaatsen van gezelligheid en uitwisseling, waar de smaak voor babbelen en peregratie wordt uitgeoefend, dezelfde peregratie die de mensheid in staat heeft gesteld verschillende groepen te ontmoeten en daardoor de kennis te verrijken die, Diezelfde omzwervingen stelden de mensheid in staat verschillende groepen te ontmoeten en kennis te verrijken die, tijdens deze omzwervingen in de gemeenschappelijke pot gebracht, bijdroeg tot de uitwerking van een meer fenomenale kennis, maar ook tot het aanleren van de overdracht ervan, evenals tot de uitwerking van het transactie-object, het begin van een symbolisch netwerk, het begin ook van de eerste « her-voorstellingen » van de wereld, letterlijk samen « bekeken », samen bediscussieerd. Menselijke groepen kwamen inderdaad bijeen rond verschillende vervaardigde voorwerpen, waarvan de uitwisseling en het onderzoek voor het eerst een sociale verstrakking en een even abstracte als tastbare opvatting van ruimte mogelijk maakten.


Deze plaatsen van gezelligheid en sociale contacten, die zich bewust waren van onze respectieve missies, stelden de strengste sanitaire maatregelen voor. Onze zalen werden omgetoverd tot vreemde labyrinten, tot aseptische rariteitenkabinetten, waar de hydroalcoholische gel rijkelijk vloeide, de meters voortdurend werden bijgesteld terwijl laconieke en tegenstrijdige informatie elkaar opvolgde en ons tot acrobatische ruimtebeheerders maakte. Dag na dag worden er schema’s gemaakt en weer gemaakt, met de voortdurende zorg om de artiesten in staat te stellen zichzelf te onderhouden. Wij hebben dit gedaan met de nauwgezetheid die ons kenmerkt, gewend als wij zijn om utopie en irrationaliteit juist door nauwgezetheid te construeren. Omdat een show gebouwd is, het is een gebouw. En mijn hemel, meneer de premier, als wij onze respectabele clowns moesten managen zoals u dat doet, zouden we allang ontslagen zijn, hals over kop.


Onze deuren moesten echter gesloten blijven en terwijl iedereen de massa’s consumenten schouder aan schouder kon zien haasten in de overvolle handelsaders, verwonderden wij ons in onze lege theaters, voor onze gedoofde bistro’s met stoelen op de tafels, Als de wereld op zijn kop liep of als, eenvoudiger en duidelijker, dit alles niet voortkwam uit een opzettelijke wil, die om het leven, de uitwisseling en het denken stil te leggen om de zaken draaiende te houden, uiteraard door de opleving van uitzinnige consumptie. Toen kwam het moment dat het woord cultuur niet eens meer werd uitgesproken. Deze cultuur pulseert evenzeer aan een bistrotafel als aan de rand van het podium. Waren we plotseling afgegleden naar niet-bestaan?


Op het moment dat ik dit schrijf, wordt op de persconferentie van 24 maart met geen woord gerept over de situatie van de cultuurplaatsen en hun eventuele heropening; het woord cultuur wordt één keer genoemd, onder de noemer dorpsfeesten…


Dus hier zijn wij, mensen van het toneel, opgesloten in onze theaters, wonderbaarlijke werktuigen, fabrieken van dromen en insubordinatie, wij zijn daar maar gemuilkorfd omdat levende kunst alleen bestaat door de gezegende bemiddeling van het oog en het oor die haar smaken. Het is dit collectieve ritueel dat dan aan het werk is, in de koorvorming van een verhaal, van een mythe, die tijd voor bezinning oplevert. Wij raken hier aan de fundamentele noodzaak van een collectief geheugen, het enige mogelijke bolwerk tegen de roofzucht van een systeem dat zich voedt met geheugenverlies, dat even ongecompliceerd als ongecompliceerd is.


De komende tijden zullen dus, twijfel er niet aan, mijnheer de eerste minister, steeds zwaarder worden en de zomerse gloed waarop u hoopt en bidt ten koste van steeds onsamenhangender offers, zal niet meer zijn dan doffe en decerebrate dronkenschap. Want het leven in zijn menselijke kwintessens is te lang geofferd op het altaar van blinde winstgevendheid en de daaruit voortvloeiende onverantwoordelijkheid. Giftig gewas. Voor een wereld van zombies, ontgoocheld, eenzaam in kruiken van angst en acculturatie.


Het is waar, minister-president, we zijn erg boos. Dit is ongetwijfeld gevaarlijk, want uiteindelijk bestaat er niet zoiets als absolute straffeloosheid.

Martine Wijckaert, regisseur, auteur.

Espace membre

Leden