BEVINDINGEN: EVOLUTIE VAN DE LANDBOUW IN FYSISCH, DEMOGRAFISCH EN ECONOMISCH OPZICHT
De Belgische landbouwsector heeft tussen 1980 en 2010 63% van zijn landbouwbedrijven verloren. Gedurende 30 jaar bedroeg de voortdurende daling van het aantal landbouwbedrijven, zowel in Wallonië als in Vlaanderen, gemiddeld 3,4%/jaar. Dit betekent dat in België gemiddeld 41 landbouwbedrijven per week verdwijnen. In 2011 bedroeg het aantal landbouwbedrijven in het land nog geen 40.000, tegen ongeveer 114.000 in 1980! Tegelijkertijd is de gemiddelde oppervlakte per landbouwbedrijf meer dan verdubbeld, terwijl het aantal landbouwers met 56% is gedaald. Tegelijkertijd is de beroepsbevolking die in de landbouw werkzaam is, met 45% gedaald. Deze aanzienlijke vermindering van de arbeidskrachten is het gevolg van de vermindering van het aantal landbouwbedrijven, maar ook van de zeer aanzienlijke mechanisatie van de landbouwgronden en het zoeken naar middelen om de produktiekosten te beperken. Sociale lasten op lonen beperken de aanwerving van landarbeiders door landbouwers die er de voorkeur aan geven illegaal aan te werven op het hoogtepunt van het seizoen wanneer de behoefte aan arbeidskrachten het grootst is. Het is een triest feit dat we getuige zijn van een concentratie van landbouwactiviteiten en productiemiddelen in steeds grotere boerderijen!
Deze daling van het aantal landbouwbedrijven en landbouwers staat niet op zichzelf en wordt in de hele Europese Unie waargenomen. Na 50 jaar gemeenschappelijk landbouwbeleid is 80% van de landbouwers in de Unie weggewerkt. De oorzaken van deze ontwikkeling zijn van structurele aard : de logica van het produktivisme onder leiding van een ultraliberaal beleid en de concurrentie van de Europese landbouw op de wereldmarkt. Na de in 1994 in Marrakech ondertekende WTO-overeenkomsten, waarbij de prijzen in de EU-lidstaten werden afgestemd op de wereldmarktprijzen, werden landbouwproducten gelijkgesteld met andere verhandelbare industrieproducten waarvan de afzet werd geliberaliseerd door afschaffing van de prijs- en productievolumebeperkingen en tariefmuren.
Het productivisme dat sinds 1962 door het GLB is ingevoerd, heeft de landbouwers ertoe aangezet steeds meer te produceren, in de eerste plaats om zelfvoorzienend te zijn, en in de tweede plaats om op de wereldmarkt te kunnen concurreren. Maar over het geheel genomen heeft deze toename van het productaanbod geleid tot een daling van de prijzen. Het ontbreken van echte regels voor de regulering van de markten en het handelsverkeer en het einde van de « communautaire preferentie », een mechanisme om de produktie van de Europese interne markt te beschermen, verhinderen momenteel dat de producenten lonende prijzen krijgen. Door de situatie van overproduktie en speculatie op de wereldmarkten concurreren produkten met elkaar die niet dezelfde produktiemiddelen (kosten) vereisen en niet aan dezelfde milieu- en gezondheidsvoorschriften zijn onderworpen.
Door het gebrek aan transparantie bij de verdeling van de winstmarges over de voedselproductieketen kunnen ook tussenpersonen (verwerkers — distributeurs) druk uitoefenen op de aan de landbouwers betaalde prijzen. Deze laatsten moeten nu echt inspraak krijgen in de onderhandelingen met de industrie, met name via de producentenorganisaties.
Vandaag de dag hebben veel boeren grote investeringen gedaan en zitten ze gevangen in het systeem. Te hoge schulden op te veel uitgeruste bedrijven zijn de oorzaak van veel faillissementen en van het opgeven van het beroep door sommigen. Omdat ze niet meer concurrerend genoeg zijn, verdwijnen ze en wordt hun land overgenomen door de grote producenten, die onverbiddelijk uitbreiden.
Het landbouwareaal in België bedraagt 50% van het grondgebied (landbouw en blijvend grasland). Landbouwgrond beslaat het grootste deel van de oppervlakte van het land. In de afgelopen 30 jaar is de OCG (nuttige landbouwgrond) vrij stabiel gebleven op een oppervlakte tussen 1,3 en 1,4 miljoen ha. Jaar na jaar neemt de bebouwde oppervlakte echter toe en concurreert zij met de landbouwactiviteit, vooral in Vlaanderen waar de bevolkingsdichtheid zeer hoog is. Deze druk op de grond heeft ertoe geleid dat de gemiddelde grondprijs in 30 jaar is verviervoudigd. In vergelijking met de grondwaarde in de Europese Unie is de grondprijs in België 170% van het gemiddelde. De gemiddelde prijs van grond in België ligt tussen 20.000 en 25.000 euro/ha, maar kan oplopen tot 40.000 of zelfs 50.000 euro/ha, afhankelijk van het landbouwgebied en de kwaliteit van de grond. Om nog maar te zwijgen van het envelopje onder de tafel, ook wel « hoedje » genoemd (meestal tussen 5.000 en 10.000 euro/ha…) Gezien de sterke concurrentie om grond, wint de hoogste bieder!
In Wallonië bezitten de landbouwers slechts 30% van de grond die zij bewerken, wat betekent dat 70% van de grond wordt gepacht. Bij de overdracht van de pacht moet de landbouwer-stagiair ook een « hoed » betalen aan de uittredende landbouwer of landheer als prijs voor de overdracht van de pacht.
Het opkopen van grond voor andere economische activiteiten en de investering van grote hoeveelheden kapitaal in grond, leidt tot aanzienlijke speculatie met landbouwgrond en versterkt het verschijnsel van de concentratie van landbouwbedrijven. Deze speculatie maakt het voor de landbouwers steeds moeilijker om zich te herstellen. Het aantal landbouwers jonger dan 35 jaar bedraagt vandaag slechts 5% van het totale aantal in het Waalse Gewest. In België verklaart slechts 16% van de landbouwers ouder dan 55 jaar dat zij een opvolger hebben… De geringe aantrekkingskracht van het beroep en de financiële vooruitzichten van de activiteit leiden tot een verlies van belangstelling bij jongeren die het zien als een beroep waarmee zij niet langer in hun levensonderhoud kunnen voorzien.
Het huidige landbouwmodel wordt gekenmerkt door specialisatie, zowel in de veeteelt als in de teelten. Gemengde bedrijven met een evenwicht tussen plantaardige en dierlijke productie zijn verdrongen door gespecialiseerde bedrijven. De veeteelt is steeds minder verbonden met het land (van het land af) en de monoculturen hebben zich sterk ontwikkeld (granen, akkerbouwgewassen). Helaas worden overgespecialiseerde regio’s die op één enkel product zijn gebaseerd, snel kwetsbaar. De in melkproductie gespecialiseerde regio Luik bijvoorbeeld is sterk afhankelijk van de schommelingen van de melkprijzen. Uitval en ontmoediging bij hervatting komen zeer vaak voor. De veeteeltsector in het algemeen heeft te kampen met een groot aantal stopzettingen als gevolg van de hoge produktiekosten (arbeid, voeder, veterinaire kosten, enz.), aangezien de verkoopprijs van de produkten deze kosten niet dekt.
Bovendien leveren de steeds strengere gezondheidsnormen voor kleine producenten en ambachtelijke verwerkers problemen op wat betreft de naleving van de normen of de installatie. De kosten van productiemiddelen (meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen, zaaizaad), die ook verband houden met de kostprijs van aardolie, blijven stijgen en verhogen de productiekosten. Politieke keuzes en economische akkoorden tussen de Europese Unie en derde landen hebben geleid tot een grote afhankelijkheid van de Europese landbouwers, vooral van ingevoerde eiwitten (sojabonen) die goedkoper zijn omdat ze belastingvrij zijn. Vandaag is de Europese Unie voor 70% afhankelijk van de invoer van sojabonen voor veevoeder!
Als er nu op mondiaal niveau geen actie wordt ondernomen, is er geen uitzicht op verbetering voor de sector en komt de gezinslandbouw uiteindelijk in gevaar. Het huidige model is niet houdbaar en wij moeten reageren om de trend om te buigen.
UITDAGINGEN: DE HUIDIGE TREND OMBUIGEN EN HET DOMINANTE LANDBOUWMODEL VERANDEREN
De hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013 is aan de gang. De huidige onderhandelingen tussen de Europese instellingen moeten het GLB heroriënteren om 3 doelstellingen te bereiken: een gezonde en kwaliteitsvolle voedselproductie verzekeren, de natuurlijke hulpbronnen en het milieu in stand houden, en de plattelandsgebieden op een geharmoniseerde manier ontwikkelen.
Het nieuwe GLB moet het mogelijk maken dat duurzame boerenlandbouw het dominante model in de Europese Unie wordt. Om dit te bereiken moet de hervorming leiden tot een GLB met meer solidariteit en billijkheid. De nieuwe verdeelsleutel voor rechtstreekse betalingen moet voor dit herstel van het evenwicht zorgen. Een op solidariteit gebaseerd GLB zal het mogelijk maken vele landbouwers naar behoren te belonen en een gevarieerd aanbod van kwaliteitsvoedingsmiddelen te produceren in voldoende hoeveelheden om de voedselsoevereiniteit van Europa te garanderen, en tegelijk de landbouwers in derde landen te respecteren.
Een gediversifieerde landbouw en milieuvriendelijke landbouwpraktijken zullen de veerkracht van de agro-ecosystemen en de verstrekking van een gezond en gevarieerd voedselpakket waarborgen.
De doelstelling om de natuurlijke hulpbronnen in stand te houden en de biodiversiteit te handhaven moet leiden tot de totstandbrenging van een ecologisch ruimtelijk netwerk dat gunstig is voor de instandhouding van de biodiversiteit en dat een ononderbroken ecologisch netwerk vormt in de gehele EU. Biodiversiteit is een productiefactor op zich, en landschapselementen (heggen, bosjes, vijvers, terrassen, grasstroken, enz.) hebben een regulerende rol, en het is van essentieel belang deze agro-ecologische infrastructuren in stand te houden en te herstellen. Monoculturen, die de bodem uitputten en kwetsbaar zijn voor ziekten en plagen, moeten worden vervangen door meer gewasdiversiteit. Praktijken zoals agro-ecologie en agro-bosbouw die hun waarde reeds hebben bewezen in termen van vermindering van de milieu-impact, moeten als innovatieve praktijken worden beschouwd en als zodanig door de EU worden gefinancierd.
Het plattelandsontwikkelingsbeleid moet zorgen voor een betere spreiding van de landbouwers over het hele Europese grondgebied en moet voorkomen dat de productieve gebieden overgespecialiseerd raken en de minder begunstigde gebieden leeglopen. Het GLB moet een instrument zijn voor het scheppen van werkgelegenheid in plattelandsgebieden en het ontwikkelen van de infrastructuur die nodig is voor het leven in deze regio’s. In de LEADER-programma’s moet de voorkeur worden gegeven aan een aanpak waarbij gebruik wordt gemaakt van plaatselijke kennis, zodat optimaal gebruik kan worden gemaakt van plaatselijke kennis en praktijken die goed zijn aangepast aan elke natuurlijke omgeving.
OPLOSSINGEN: VERANDERENDE PRAKTIJKEN — BOER EN AUTONOME LANDBOUW OP DE BOERDERIJ
Als vertegenwoordiger van de agrarische beroepsgroep wil FUGEA de sector een nieuwe impuls geven. Onze boeren- en jongerenbeweging wil de boerenlandbouw op menselijke schaal en met respect voor het milieu bevorderen. De opleiding voor vestiging in de landbouw die wij ten uitvoer leggen, gaat in die richting.
Het vestigingsbeleid in de landbouw speelt een doorslaggevende rol. Er moeten goede voorwaarden worden geschapen om de kinderen van de landbouwers, maar ook van de neo-landbouwers, in staat te stellen zich te vestigen en de hierboven beschreven problemen het hoofd te bieden. De landbouwactiviteit is een kans voor veel werknemers die zich in de huidige werkgelegenheidscrisis willen omscholen.
Landbouwbeleid dat opkomt voor autonome boerenlandbouw en multifunctionele duurzame landbouw moet vandaag worden gesteund. Deze modellen kunnen een oplossing bieden voor de inkomensproblemen van landbouwbedrijven door de diversificatie van de produktie en de ontplooide activiteiten en door de rechtstreekse verkoop van produkten op het bedrijf of in korte circuits van plaatselijke of regionale produktie. Agro-ecologische praktijken, stadslandbouw of het concept van groene gordels, die de consument dichter bij de producent brengen, maken ook deel uit van de oplossingen.
Er moet worden gestreefd naar algehele autonomie (voeder, eiwitten en energie) op het niveau van de landbouwbedrijven om de boeren onafhankelijk te maken van het agro-industriële systeem. Voederautonomie vereist een beter beheer van de graslanden en een goed gebruik van de op het bedrijf geproduceerde diervoeders en voedergewassen. In combinatie met het streven naar autonomie op het gebied van eiwitten is dit een van de sleutels tot een grotere onafhankelijkheid van de landbouwers op de wereldmarkt. Besparingen en energieproductie op het niveau van de landbouwbedrijven zullen de productiesystemen minder afhankelijk maken van koolwaterstoffen. In Henegouwen is reeds een werkgroep voor autonomie op het gebied van voedergewassen opgericht. Het aantal landbouwers dat deelneemt aan de door FUGEA georganiseerde bijeenkomsten en voorlichtingsbijeenkomsten neemt toe en er is grote belangstelling voor de uitwisseling van kennis en goede praktijken.
Door middel van bezinning, bewustmaking en opleiding trachten wij de boodschap over te brengen door rechtstreeks samen te werken met de verschillende actoren en pijlers van de samenleving (landbouwers, burgers, politici, NGO’s, consumenten, enz.) Wij willen deel uitmaken van een solidaire economie die oplossingen kan bieden voor de huidige crisis.
Valérie Op de beeck, beleidsmedewerker bij FUGEA