« Covid-19: Verslag van een deskundige over vaccins die GGO-technologieën gebruiken: samenvatting van de nota van Dr. Vélot

In september 2020 heeft dr. C. Vélot, ter ondersteuning van de procedure tot nietigverklaring van de Europese verordening 2020/1043 die de GGO-verordening wijzigt en het mogelijk maakt dat elke klinische proef met GGO-geneesmiddelen die bedoeld zijn om Covid-19 te behandelen of te voorkomen, ontsnapt aan een voorafgaande beoordeling van de gezondheid en het milieu, een nota van deskundigen gepubliceerd over de potentiële gezondheids- en milieurisico’s van kandidaat-vaccins tegen Covid-19, met inbegrip van vaccins die gebruik maken van GGO-technieken. De hierna volgende compilatie van uittreksels is bedoeld als samenvatting voor de gehaaste lezer van deze nota van Dr. Vélot, moleculair geneticus aan de Universiteit van Parijs-Saclay en voorzitter van de Wetenschappelijke Raad van het CRRIGEN, waarbij de kritische lezer die wij allen zouden moeten zijn ten aanzien van deze cruciale kwestie, wordt uitgenodigd dit uitdrukkelijk voor het grote publiek geschreven verslag in zijn geheel te gaan lezen(1).

De soorten vaccins die er bestaan:

  • levende verzwakte vaccins:  » de belangrijkste nadelen zijn enerzijds het risico van het verschijnen van revertanten van het virus (wilde stam) door recombinatie tussen de vaccinstam en een pathogene stam die in de gevaccineerde gastheer aanwezig is (d.w.z. het opnieuw verwerven van pathogeniteit door de aanvankelijk verzwakte vaccinstam), en anderzijds een contra-indicatie bij immuno-incompetente personen of zwangere vrouwen wegens het risico van onvoldoende verzwakking voor deze personen « .
  • geïnactiveerde vaccins: de  » aanpak veiliger (maar niet zonder risico). Hun nadeel is dat zij een zwakkere immuunrespons opwekken, waardoor meervoudige en herhaalde injecties nodig zijn, alsmede het gebruik van hulpstoffen zoals aluminium, die worden toegevoegd om het immunogene effect van het vaccin te versterken, en die toxische effecten kunnen hebben « .
  • vaccins met behulp van biotechnologie

Covid-19 vaccins:

 » Zes daarvan maken gebruik van geïnactiveerd virus, alle andere zijn gebaseerd op biotechnologische benaderingen en bestaan uit injectie van a) een eiwit van het virus (antigeen); b) virusachtige deeltjes ; © het DNA of RNA dat codeert voor het antigeen.  »

  • geïnactiveerde vaccins :  » Het feit dat een vaccin een geïnactiveerd virus gebruikt, betekent niet dat er geen risico’s zijn. Het immuniserend effect van dit type vaccin is minder groot dan bij een verzwakt virus. Daarom zijn herhaalde injecties en de toevoeging van adjuvantia, met mogelijk toxische effecten, nodig om het immunogene effect te versterken. (…) PUit verschillende studies is gebleken dat er een verhoogd risico op infectie (met dezelfde of andere virussen) bestaat na vaccinatie met geïnactiveerde vaccins. (…) Menmoet dus bijzonder voorzichtig zijn met geïnactiveerde vaccins tegen covid-19, vooral omdat het virus dat verantwoordelijk is voor covid-19 volkomen nieuw is en wij nog lang niet alle effecten ervan begrijpen.  »
  • antigeen-eiwit bevattende vaccins en VLP-vaccins :  » Deze vaccins zijn niet erg doeltreffend en kunnen toxische effecten hebben, vooral als gevolg van de hulpstoffen (zoals aluminium of formaldehyde) die zijn toegevoegd om de geringe doeltreffendheid te compenseren en zo de stimulering van het immuunsysteem te versterken, maar mogelijk ook aan het antigeen zelf dat, doordat het geproduceerd wordt door transgene cellen (die dus niet degenen zijn die het produceren normaal) kunnen structurele of chemische verschillen vert onen die het onverwachte eigenschappen kunnen geven « .
  • Vaccins die het RNA of DNA afgeven dat codeert voor het antigene eiwit:
  • het risico van recombinante virussen:  » In een aantal gevallen zijn deze recombinante virussen veel virulenter dan de oorspronkelijke virussen en kunnen zij dus ernstigere virussen veroorzaken. (…) Dit is ook het risico dat mensen lopen wanneer vaccins worden aangemaakt die viraal RNA of DNA afgeven in de cellen van patiënten. (…) Vaccinatie tegen covid-19, als het werkelijkheid wordt, zal een massale vaccinatie over de hele wereld zijn. De kans dat dergelijke gebeurtenissen zich voordoen is dus verre van nul, ook al is het waarschijnlijk laag in termen van frequentie. Een dergelijke massale vaccinatie met dit type vaccin zou een grootschalige fabriek van nieuwe recombinante virussen kunnen worden. Laten we niet vergeten dat er maar één nieuw virus ergens in de wereld hoeft op te duiken om de gevolgen voor de gezondheid, het milieu en de samenleving wereldwijd en kolossaal te laten zijn…  »
  • het risico van insertiemutagenese (= het proces waarbij een mutatie ontstaat) (genotoxiciteit, d.w.z. dat de fysieke (chromosomale breuk) of functionele integriteit van het genoom wordt aangetast):  » Insertionele mutagenese is een mutatie (verandering van genetische informatie) door de insertie van een sequentie binnen een genoom, die vervolgens de expressie van een of meer genen kan inactiveren of wijzigen. Dit risico van genotoxiciteit voor de menselijke cellen waarop de vaccinatie is gericht (waarvan het genoom uiteraard uit DNA bestaat) geldt derhalve alleen voor vaccins die viraal DNA afgeven, ongeacht of de vector een plasmide of een genetisch gemodificeerd virus is. Dit risico kan echter ook gelden voor vaccins die RNA afgeven via een genetisch gemodificeerde RNA-virale vector van het type dat op grote schaal wordt gebruikt als vector voor het AIDS-virus (HIV), indien de vector niet naar behoren is ontdaan van zijn reverse transcriptase en het gen dat daarvoor codeert. Het virale omgekeerde transcriptase kan dan het toegediende RNA omzetten in DNA, dat in het genoom van de doelcellen zal integreren(2). Genetisch gemodificeerde virussen worden ook op grote schaal gebruikt voor gentherapie om de normale versie van een menselijk gen af te geven dat defect (gemuteerd) blijkt te zijn in de behandelde patiënt. (…) Verschillende studies hebben de insertiemutagenese-effecten aangetoond die door verschillende families van RNA-virussen (waaronder HIV) worden veroorzaakt [24]. Evenzo hebben verscheidene studies bij muizen aangetoond dat genoverdracht door vectoren afgeleid van het adenogeassocieerd virus (AAV, een klein niet-pathogeen DNA-virus) leidt tot insertiemutagenese [25]. In 2016 is een studie verricht naar de genotoxische effecten van HIV- en AAV-afgeleide virale vectoren die worden gebruikt voor gentherapie, concludeert dat « een grondige kennis van virale biologie en vooruitgang in de celgenetica zijn nodig om de aard van de virale vector integratieplaats selectie en de bijbehorende risico’s. « (3)
  • risico’s die specifiek verband houden met het gebruik van gemodificeerde virale vectoren: immunotoxiciteit (= immuundisfunctie als gevolg van de blootstelling van een organisme aan een xenobioticum. Immuundisfunctie kan de vorm aannemen van immunosuppressie, allergie of auto-immuunreactie):  » Naast de risico’s van recombinante virussen en insertiemutagenese (vooral wanneer de Aangezien het geleverde genetische materiaal DNA is), zijn virale vectoren zelf immunogeen en kunnen zij aanzienlijke immunotoxiciteitseffecten veroorzaken(4). In 2002 leidde een gentherapie-experiment bij 18 jongens met een ernstige stofwisselingsstoornis als gevolg van een defect gen op het X‑chromosoom tot de dood van een 18-jarige man als gevolg van een fatale systemische ontstekingsreactie veroorzaakt door de virale vector (ontwapend menselijk DNA-virus): DNA-sequenties van de vector werden in de meeste van zijn weefsels aangetroffen. Het feit dat de andere 17 behandelde personen dit soort reactie helemaal niet vertoonden , toont aan hoe moeilijk het is dit risico te voorspellen en dus te beheersen. In België hebben verschillende klinische proeven van immunotherapie tegen kanker met gebruikmaking van een ontwapend virus waarin meer dan 15% van het genoom is vervangen door twee menselijke genen (coderend voor een antigeen dat aanwezig is op het oppervlak van kankercellen en een interleukine, een communicatie-eiwit tussen immuuncellen) een niet-specifieke activering van het aan de vector gekoppelde immuunsysteem aangetoond, die leidt tot een ontstekingsreactie en een auto-immuunreactie. Vele andere studies hebben immunotoxiciteitseffecten aangetoond van diverse virale vectoren die worden gebruikt voor gentherapie of vaccinatie. In het geval van virale vectoren die voor vaccinatiedoeleinden worden gebruikt, kan anti-vectorimmuniteit ook rechtstreeks interfereren met de gewenste werkzaamheid van het vaccin (immunogeniciteit van het vaccin).  »
  •  » Het gebruik van vaccins die viraal genetisch materiaal (DNA of RNA) afgeven is nieuw of recent. Het gebruik van genetisch gemodificeerde virussen als vectoren, met name voor gentherapie of immunotherapie, heeft aangetoond hoe belangrijk het is ze te gebruiken bij de behandeling van ziekten. de bijwerkingen zijn gevarieerd, ongecontroleerd en kunnen ernstig zijn. Hoewel pogingen tot immunotherapie relatief recent zijn, herinneren de mislukkingen van gentherapie in de afgelopen 35 jaar ons eraan. »
  •  » In het geval van vaccins gaat het om preventie. Dit betreft een aanzienlijk aantal mensen, waarvan de overgrote meerderheid in goede gezondheid verkeert (tenminste in relatie tot de ziekte waartegen het vaccin geacht wordt bescherming te bieden). Niet-gecontroleerde bijwerkingen zouden dus aanzienlijke gevolgen hebben, vooral bij een massale vaccinatiecampagne zoals die tegen covid-19. Dit kan uiteraard rampzalig zijn voor de gezondheid, maar ook voor het milieu (b.v. in het geval van de verspreiding van nieuwe recombinante virussen). En het feit dat het een preventieve aanpak is, laat niet toe dat er risico’s genomen worden.  »
  •  » Daarom, deze kandidaat-vaccins een grondige gezondheids- en milieubeoordeling vereisen die onverenigbaar is met de urgentie (…) Integendeel, de artikelen 2 en 3 van het de recente EU-verordening 2020/1043, op grond waarvan elke klinische proef met geneesmiddelen die geheel of gedeeltelijk uit ggo’s bestaan en bedoeld zijn voor de behandeling of preventie van covid-19, wordt vrijgesteld van een voorafgaande gezondheids- en milieubeoordeling, zet de deur open voor de meest lakse beoordeling en gaat volledig in tegen het voorzorgsbeginsel. Bovendien wordt met deze verordening de wetgeving inzake inperking die van toepassing is op genetisch gemodificeerde micro-organismen en virussen, op losse schroeven gezet. Deze verordening definieert 4 inperkingsniveaus (aangeduid van 1 tot 4, hoe hoger het nummer, hoe restrictiever de inperking). De behandeling van pathogene virussen vereist een minimale inperking van 2, heel vaak 3 of zelfs 4. De bepalingen van Verordening 2020/1043 zetten de deur open voor « zero containment », zelfs voordat de veiligheid van de GG-virussen in kwestie voor gezondheid en milieu is aangetoond.  »

Samenvatting door Valérie Tilman

Notes et références
  1. https://criigen.org/wp-content/uploads/2020/12/2020–09_Note-dExpertise-Vaccins-GM_C.Ve%CC%81lot-06.pdf et https://criigen.org/covid-19-les-technologies-vaccinales-a-la-loupe-video/
  2. Certains scientifiques n’hésitent pourtant pas à affirmer le contraire : « Les rumeurs colportées sur le fait que ces vaccins peuvent s’intégrer au sein du génome humaine sont fausses. C’est impossible avec de l’ARN. » : « Vaccins contre le SARS-CoV‑2 : ce que l’on sait et ce que l’on ne sait pas », Aude Lecrubier, in Medscape (édition française en ligne), 4/12/20.
  3. Point de vue partagé par le Pr. Perronne qui estime que les vaccins à ARN sont de la thérapie génique qui ne dit pas son nom; ce sont des méthodes qui nécessitent d’être encore étudiées car on n’a pas assez de recul; on ne peut pas exclure des risques de modifications génétiques et de transmissions de ces modifications à nos enfants: https://www.youtube.com/watch?v=2fcFa2xI6sY
  4. Des risques que n’hésitent pourtant pas à minimiser certains scientifiques : «  Dans un modèle de vaccin anti-SARS-CoV utilisant la protéine Spike, il a été observé une protection contre la réplication du virus mais aussi une aggravation de la maladie, notamment des lésions pulmonaires, chez le singe. Il y avait donc des inquiétudes sur le fait qu’il existe un tel phénomène avec le SARS-CoV‑2 puisque les deux virus sont très proches. (…) Si cet effet existe au cours de l’infection contre le SARS-CoV‑2, il est véritablement très marginal. » : « Vaccins contre le SARS-CoV‑2 : ce que l’on sait et ce que l’on ne sait pas », Aude Lecrubier, in Medscape (édition française en ligne), 4/12/20. D’autres commentateurs déplorent que cette note ne présente que des risques « théoriques » et qu’elle aille à l’encontre des documents scientifiques montrant « la limitation des risques de recombinaison génétique via l’utilisation de vaccin ARNm » (voir https://fr.wikipedia.org/wiki/Discussion:Vaccin_%C3%A0_ARN#Decouvreur). Or l’expression « limitation des risques » signifie bien que ces risques existent bel et bien.

Espace membre

Leden