Kigali, 6 april 1994: 27 jaar later en de echte aanstichters van de aanslag zijn nog steeds onbekend!

Voor de 27ste verjaardag van de afslachting van de 10 Belgische parachutisten in Rwanda, ontmoetten wij Kolonel Luc Marchal, die ons de brief gaf die hij 7 jaar geleden schreef. Sindsdien is er eigenlijk niets veranderd: nog steeds dezelfde omerta, het ontbreken van onderzoeken… hetzelfde refrein, waaronder al deze staatszaken worden gesmoord(1). Dat komt omdat er in de regio bepaalde belangen zijn waarvan multinationals en bepaalde politici hier en daar rechtstreeks profiteren. Wij publiceren uittreksels uit de brief van kolonel Marchal over deze gebeurtenissen. 

Inderdaad! Dit is de schrijnende situatie waarin wij terecht zijn gekomen. Sinds de aanslag van 6 april 1994, en ondanks het steeds toenemende aantal doden, is het (officieel) nog steeds niet bekend wie verantwoordelijk was voor deze terroristische daad die een ware holocaust in het Afrikaanse gebied van de Grote Meren heeft ontketend. Toch heeft de VN-Veiligheidsraad in diezelfde periode tweemaal besloten een internationale onderzoekscommissie in te stellen om na te gaan wie er achter de moordaanslagen op de voormalige Libanese premier Rafik Hariri in 2005 en de Pakistaanse premier Benazir Bhutto in 2007 zat. Voor president Habyarimana van Rwanda en president Ntaryamira van Burundi daarentegen, om nog maar te zwijgen van president Ndadaye van Burundi die zes maanden eerder werd vermoord: NIETS! Alsof het een onbeduidend incident was van geen enkel belang.

Onder de talloze directe slachtoffers van deze aanval zijn tien Belgische vredeshandhavers, in dienst van de vrede, onder bijzonder wrede omstandigheden afgeslacht 1 . Ondanks deze context is het duidelijk dat geen enkele Belgische politieke autoriteit zich moreel verantwoordelijk voelde om de onbeweeglijkheid van de internationale gemeenschap tegen te gaan. Dat deze gemeenschap zich terecht schuldig voelt voor haar verwijtbare inertie tijdens de genocide is één ding, maar is dit een voldoende reden om niet te proberen te begrijpen wie verantwoordelijk is voor deze dynamiek van vernietiging die al meer dan twintig jaar op deze martelarenregio van Afrika wordt losgelaten? Of is de onderstroom zo overweldigend dat alles in het werk wordt gesteld om ervoor te zorgen dat de identiteit van degenen die achter de schermen aan de touwtjes trokken, nooit wordt ontdekt?

Wat onze tien vredeshandhavers betreft, zijn de zaken, afgezien van een medaille op hun kist en enkele welverdiende eerbetuigingen, echter niet veel verder gebracht. De exacte reden voor hun moord is echter al sinds 1994 bekend. Als de soldaten in het kamp van Kigali hen haastig lynchten, is dat omdat een Rwandese soldaat, perfect geïdentificeerd 2 De reden waarom de soldaten in het kamp van Kigali hen haastig lynchten was dat een Rwandese soldaat, die perfect geïdentificeerd was, hen had aangewezen als verantwoordelijken voor de dood van President Habyarimana. De aanval van 6 april 1994 was dus de directe oorzaak van de massamoord op onze soldaten. Aangezien geen enkele regering het als haar plicht beschouwt alles in het werk te stellen om recht te doen aan onze martelaren van de vrede, kunnen wij alleen maar vaststellen dat degenen die werkelijk verantwoordelijk zijn voor hun dood, nog steeds volledige straffeloosheid genieten. En het is niet de veroordeling van majoor Bernard Ntuyahaga tot twintig jaar gevangenisstraf door een volksjury in juli 2007 die enig antwoord biedt op de echte vragen over de werking van deze aanslag. Noch is het het ICTR 3 dat zich in de laatste maanden van zijn bestaan bevindt 4die deze wet van stilte zal hebben gebroken. Maar niet alleen had hij het mandaat om een terroristische daad te onderzoeken 5 maar bovendien, reeds in 1997, Michael Hourigan 6 reeds een dossier had samengesteld waaruit de rechtstreekse betrokkenheid van Paul Kagame bij de aanslag van 6 april 1994 bleek. Wij kennen het lot van Louise Harbour, de toenmalige aanklager bij het ICTR, in deze zaak. Het werd definitief geclassificeerd en geacht nooit te hebben bestaan!

Een ander punt dat onduidelijk blijft is de escorte missie uitgevoerd door Luitenant Lotin 7 voor het Rwandees Patriottisch Front (RPF) op 6 april. Om de een of andere nog onduidelijke reden vond deze escorte-missie van meer dan 400 km plaats zonder dat de RPF daarvoor toestemming had gevraagd 8 . Wat was het werkelijke doel van deze missie, die door de Belgische parlementaire onderzoekscommissie naar de gebeurtenissen in Rwanda ietwat overhaast werd omschreven als« een missie die meer toeristisch dan operationeel was »? 9 ? Zijn we er echt zeker van dat er geen verband bestaat tussen deze « toeristische escapade » en de aanslag die kort na de terugkeer van luitenant Lotin plaatsvond? Hield de zeer snelle beschuldiging dat de Belgen bij de aanslag betrokken waren verband met de uitvoering van deze missie voor de RPF of niet? Kunnen deze vragen, gezien het tragische einde van onze mannen een paar uur later, echt opengelaten worden? Dit is des te moeilijker te begrijpen omdat het hoofd van de RPF-delegatie voor wie de escorte was bestemd, reeds vele jaren vluchteling in België is. In een interview met een dagblad zei hij dat hij de details van de escortemissie rechtstreeks had uitgewerkt met luitenant Lotin, die hij goed kende. Hoe kon hij deze officier zo goed kennen, terwijl hij nog maar een paar dagen in Kigali was? Wat een vreemd toeval. Hoewel de procedures voor escorts bij de gebruikers (RPF en regeringstroepen) goed bekend waren, werden de regels juist door de RPF omzeild toen de nieuwe leider veranderde en nog niet helemaal op de hoogte was. Is dit echt toeval? De vraag blijft.

Hetzelfde geldt voor het geval van de aanslag van 6 april 1994. De kern van alles, zoals de parlementaire onderzoekscommissie terecht opmerkt in haar verslag 10 : Indien wij over de gegevens betreffende de moord op de President beschikten, zouden wij een duidelijker beeld en interpretatie kunnen geven van de daaropvolgende gebeurtenissen, zowel wat betreft de moord op de vredeshandhavers als de genocide. Het was inderdaad de aanval op het presidentiële vliegtuig die de aanleiding was voor deze latere gebeurtenissen.

Een speciaal lot was weggelegd voor dit lijvige rapport van 736 bladzijden en enkele kilo’s bijlagen. Op 17 december 1997 heeft de Senaat dit verslag in plenaire zitting besproken en alleen hoofdstuk 5 formeel goedgekeurd. In het verslag wordt een reeks aanbevelingen gedaan. De 52bepaalt 11 : De Verenigde Naties zouden het voortouw moeten nemen om een internationaal onderzoek in te stellen naar de moordaanslagen op de presidenten van Burundi en Rwanda in april 1994. Aangezien de commissie echter niet in staat is dit soort zaken aan de Veiligheidsraad op te leggen, stelt zij niettemin in haar 55e en slotaanbeveling 12 : le commissie verzoekt de regering om de komende vijf jaar eenmaal per jaar aan de Senaat verslag uit te brengen over de vorderingen die reeds met de uitvoering van deze aanbevelingen zijn gemaaktWij wachten nog steeds op de concrete initiatieven die de opeenvolgende regeringen hebben genomen om gevolg te geven aan de aanbeveling betreffende het internationaal onderzoek naar de aanslag van 6 april 1994.

In naam van wie of wat zijn onze tien vredeshandhavers op 7 april 1994 in Kigali omgekomen? Welk motief kan in deze tijd nog als dwingend genoeg worden beschouwd om het opperste offer te rechtvaardigen van hen die het beroep van soldaat uitoefenen?

(…)

Luc Marchal, voormalig commandant, sector Kigali-MINUAR

Notes et références
  1. Pour pousser la réflexion sur les responsabilités internationales dans le soutien aux dictatures, la paupérisation du peuple rwandais et la dépendance aux Institutions de Bretton Woods, suscitée volontairement, effets qui ont préparé le génocide, voir: https://www.mondialisation.ca/rwanda-les-creanciers-du-genocide/5655286
  2. Douze autres ressortissants belges vivant au Rwanda perdirent également la vie à cette époque, dont certains à cause de leur nationalité.
  3. Adjudant-chef Léonard Sebutiyongera.
  4. Tribunal pénal international pour le Rwanda.
  5. Qui n’existe plus depuis.
  6. Mandat du TPIR article 4, d.
  7. Chef de cellule d’enquête du TPIR à Kigali.
  8. Chef de l’unité belge fournissant la majeure partie des escortes armées au profit des Forces gouvernementales et du FPR.
  9. Seul le commandant du Secteur Kigali avait autorité pour accorder pareille mission au sein de la MINUAR. Aucune demande en ce sens ne lui a été adressée.
  10. Rapport de la commission d’enquête parlementaire concernant les événements du Rwanda p. 402.
  11. Ibidem, p. 400.
  12. Ibidem, p. 731.
  13. Ibidem. p. 731.

Espace membre

Leden