11 maart 2015, een helikopterongeluk tijdens een reality TV show haalt de voorpagina’s in Frankrijk. De tragische dood van de sportsterren die erbij waren, zorgt ook voor opschudding in de Belgische media. Op 11 maart is het echter ook vier jaar geleden dat de ramp in Fukushima plaatsvond, een groot ongeluk in de korte geschiedenis van kernenergie. Toch zal de informatie, zo niet afwezig, door de massamedia op de achtergrond worden behandeld. Voor degenen die verkeerde informatie kunnen vermijden, blijft kernenergie echter angsten en vragen oproepen, die blijkens dit dossier meer dan gerechtvaardigd zijn.
Op 11 maart 2011 is het « gespleten » atoom dus voor de noordoostkust van Japan terechtgekomen en is de kerncentrale van Fukushima Daiichi abrupt gesloten. Aan een jong kind was destijds gemakkelijk uit te leggen waarom een dergelijke ramp een debat vereiste in Japan, maar ook in alle nucleaire landen. Men zou denken dat de ramp de nucleaire geestdrift zou hebben beteugeld, zozeer zelfs dat zij het inherente gevaar van deze technologie aan het licht heeft gebracht. De trieste realiteit is dat de enige reactie was om overhaast te werk te gaan, na een paar « schokkende » politieke verklaringen waarvan de authenticiteit kon worden afgemeten aan het vacuüm van doeltreffende maatregelen die daarop volgden. Verandering veinzen om door te gaan zoals voorheen…
Gaat alles naar de hel? Laten we aan de slag gaan! Midden zomer 2015 starten de Japanse reactoren weer langzaam op, tot ontsteltenis van het publiek; Frankrijk daarentegen gaat door met de ontwikkeling van zijn tijdrovende en kostbare EPR-project van de nieuwe generatie(1) De zogenaamde opkomende landen zijn van plan nieuwe centrales op hun grondgebied te bouwen (Iran, Turkije, enz.), terwijl Japanse kernexperts goede raad geven. In België wordt, ondanks de bewogen media-aandacht, de veiligheidskwestie snel vergeten als het gaat om de verlenging met tien jaar van de levensduur van onze oude reactoren. Kortom, te midden van steeds groter en talrijker wordende scheuren, sabotage die nog steeds niet haar geheim heeft prijsgegeven(2) en andere voortijdige en ondoorzichtige defecten, krijgen onze reactoren groen licht om hun toch al precaire leven te verlengen in naam van de onaantastbare « energiezekerheid »(3).
Wat de « energieonafhankelijkheid » betreft, kan men moeilijk het laatste vaag discrete offensief van de nucleaire lobby en de Belgische Staat van deze winter over het hoofd zien : terwijl de sluiting van reactoren snel naderde en sommige in moeilijkheden verkeerden, heeft de invoering van de « energiezekerheidsindex » die tijdens de weerflitsen werd aangekondigd — subtiel het « natuurlijke » karakter van de aankondiging aanduidend — sluipenderwijs de gemoederen van de mensen getekend, ook al bleef het groen. Daarna volgden wetenschappelijke analyses waarin de milde winter van 2014 werd belicht om ons er beter aan te herinneren dat ruwer weer onze energieonafhankelijkheid zeker zal verzwakken. Hoe kan men hier niet een manoeuvre ontwaren die erop gericht is kernenergie in pole position te plaatsen als een realistische oplossing voor onze groeiende consumptie? Ter herinnering: het plan voor de afschaffing van de belasting heeft betrekking op periodes van drie uur zonder elektriciteit (tussen 17.00 en 20.00 uur), die de dag voordien per zone zijn aangekondigd. Deze potentiële maatregel, die de angst voor schaarste aanwakkert, verduistert twee essentiële elementen: onze energie-intensieve manier van leven en de mogelijkheid om andere manieren van leven te bedenken. De duurzaamheid van onze « niet-onderhandelbare » manier van leven heeft dan voorrang op alle andere overwegingen.
Maar na de rampen van Tsjernobyl (1986), Fukushima (2011) of de meer vertrouwelijke rampen zoals die van Mayak (1957), de brand in twee reactoren van de Windscale-centrale in Engeland (1957) of de meltdown van de reactor van Three Miles Island in de Verenigde Staten (1979), wordt de exploitatie van kernenergie onder meer gekenmerkt door het onvermogen om het afval te verwerken, behalve door het te begraven in onschendbare kelders die niet onderdoen voor moderne piramides. De dwang om door te gaan zoals nu sluit elke vraag over de nasleep uit. Deze duurzaamheid gaat gepaard met min of meer latente belangenconflicten binnen de internationale structuren die belast zijn met de nucleaire regelgeving en met een hele reeks wetenschappelijke fantasieën die de toekomst ervan verzekeren. In deze configuratie neemt de media-omerta en haar dagelijkse doorsijpeling van de noodzakelijke angst, een keuzeplaats in: eerst bang maken, dan geruststellen, om door te gaan zonder vragen te stellen. Simpel maar effectief.
Kan men stellen dat de westerse politieke autoriteiten en media anders zouden hebben gereageerd op grote ongelukken in onze landen dan de Japanse? Hoe kunnen we anders bijvoorbeeld het Belgische evacuatieplan begrijpen dat officieel is vastgesteld op een straal van 10 km rond de elektriciteitscentrales in geval van grote problemen, terwijl we weten dat 30 km de waargenomen norm is?
Hoewel reukloos, stinkt kernenergie net zo hard als het ons benevelt. In dit dossier zullen wij trachten het rookgordijn op te trekken, alvorens terug te komen op het Belgische nieuws en de verschillende aspecten van de Japanse situatie in een tweede dossier dat voor november is gepland.
Dossier gecoördineerd door Nicolas Bras en Alexandre Penasse